Jaren aan visgegevens!

Door: Jessica Schop
Datum: 25 augustus 2016

Al decennia lang staat er op het zuidpuntje van Texel een fuik waarmee in voor- en najaar gevist wordt. Vanaf de jaren zestig hebben onderzoekers van het NIOZ dagelijks de vangsten genoteerd en zo zijn er een hoop gegevens verzameld. In de tijd zijn een aantal veranderingen waargenomen, zo zijn de vissen in het voorjaar kleiner geworden.

Voordat de Afsluitdijk werd aangelegd werd er in de Waddenzee en de toenmalige Zuiderzee veel gevist met behulp van fuiken en kommen. Voor de komvissers was het voorjaar de belangrijkste periode van het jaar, want dan werd veel haring gevangen en die leverde veel geld op. In de zomer staakten ze hun activiteiten door overlast van grote hoeveelheden algen en enorme hoeveelheden kwallen die in de netten terecht kwamen. In het najaar gingen ze wel weer aan de slag met hun fuiken en vingen dan onder andere paling.

Bij de aanleg van de Afsluitdijk

Bij de aanleg van de Afsluitdijk verdwenen de haringen die paaiden in de Zuiderzee en zo stopte ook langzamerhand de haringvisserij. Henk Beunkers was een Texelse visserman die langer kon door vissen vanwege zijn gunstige locatie, want op de zuidpunt van Texel ving hij ook Noordzeevissen (zoals kabeljauwachtige), maar in 1959 stopte ook hij met vissen omdat het hem te weinig opleverde. Het Nederlands Instituut van Onderzoek der Zee (NIOZ) op Texel nam zijn fuiken graag over om zo beschikking te hebben over onderzoeksmateriaal. Het NIOZ is in het voor- en najaar dagelijks blijven vissen om overzicht te verkrijgen van wanneer er wat gevangen werd. De vissen zelf werden vroeger doorverkocht en later pas werd er ook naar de biologie van de vissen gekeken, zoals naar de lengte en leeftijd.

Veranderingen sinds de jaren '60

Vanaf de jaren zestig zijn er in totaal 82 vissoorten gevangen. De algemene vissoorten zoals de schol, bot en haring, werden altijd wel gevangen, maar soms werden er ook hele bijzondere soorten gevangen zoals de kleine murene, houting, zeekarper, goudbrasem, en de Amerikaanse knorrepos.  De soortenrijkdom is in de loop der jaren niet echt veranderd. De totale biomassa daarentegen veranderde wel en is sinds de jaren tachtig met een factor tien afgenomen. In het voorjaar nam de massa per vis af van gemiddeld 150 gram tot 20 gram. De grootte van een individuele gevangen vis van dezelfde soort werd steeds kleiner. Dit was niet het geval in het najaar, toen bleef de massa per vis rond de 20 gram per vis.

Er is in deze periode ook van alles veranderd in de Waddenzee. Zo is het aantal toppredatoren toegenomen waaronder de aalscholvers en zeehonden. De tuimelaar is juist verdwenen. Ook verdween de haringvisserij, nam de eutrofiëring en verontreiniging toe, en zijn mensen meer gaan doen in de Waddenzee (sleepnetten, baggeren). Ook is er een verandering waargenomen in omgevingsfactoren, zoals een stijging in de watertemperatuur. Deze temperatuurstijging had als gevolg dat koud-watersoorten, zoals de puitaal en de zeedonderpad, in aantal daalden. Daarentegen kwamen er meer soorten die in wat warmere water kunnen leven, zoals de zeebaars en de goudbrasem.

De meest aannemelijke verklaring voor de afname in biomassa bestaat uit een combinatie van de bovengenoemde factoren. Ondanks dat de monitoring met de NIOZ-fuik al sinds 1959 gaande is, geeft het toch nog maar een stukje van de historie van de soortensamenstelling weer. Toch is het een unieke set gegevens, want bijna nergens ter wereld is er zo lang op dezelfde manier gevist.

Bronnen

Persoonlijke communicatie Hans Witte, 08-07-2016

Van der Veer, H. W., Dapper, R., Henderson, P. A., Jung, A. S., Philippart, C. J., Witte, J. I., & Zuur, A. F. (2015). Changes over 50 years in fish fauna of a temperate coastal sea: Degradation of trophic structure and nursery function. Estuarine, Coastal and Shelf Science, 155, 156-166.