Een ijspaleis
Door: Maria van Leeuwe
Datum: 15 januari 2010
De afgelopen weken zijn grote delen van de Waddenzee langzaam bedekt geraakt met zeeijs. Een spectaculair gezicht. Maar wat betekent dit voor het leven in de Waddenzee? De meeste wadbewoners kunnen wel tegen een stootje. Voor algen en sommige schelpdieren is een strenge winter zelfs gunstig; zij groeien in het voorjaar des te harder.
Sedimentafvoer
Zeewater bevriest bij temperaturen onder de -2 graden Celsius, en die zijn de afgelopen weken ruimschoots gehaald. Zo zijn niet alleen de sloten en plassen dichtgevroren, ook de Waddenzee heeft inmiddels een winters gezicht. IJsschotsen drijven in de geulen en op hoger gelegen platen heeft zich een dikke ijslaag gevormd.
Het ijs heeft een grote invloed op de wadbodem en op de hoeveelheid fijn sediment in de Waddenzee. Het losser gelegen sediment raakt tijdens de vorst ingevroren in het ijs. Wanneer de schotsen van de platen afglijden, wordt bovendien de bovenste laag van de wadbodem afgeschraapt en veel fijn sediment het water ingevoerd. Getijdenstromingen nemen het sediment met het water en ijs mee. Op termijn wordt zo veel sediment afgevoerd uit de Waddenzee, richting de Noordzee.
Het sediment dat op de wadplaten achterblijft, wordt samengedrukt door de grote schotsen. Hierdoor worden de platen juist minder gevoelig voor erosie: het samengepakte sediment wordt minder makkelijk door stromingen meegenomen.
Gevolgen voor het leven
Veel dieren in de wadbodem blijken goed tegen de vorst te kunnen. Dieren die niet van de kou houden, zoals garnalen en een aantal vissen, hebben in het najaar de Waddenzee al verlaten. De achterblijvers zijn goed aangepast aan de vorst. Een aantal wormen en schelpdieren hebben een soort antivries in hun lichaam, waardoor ze niet snel bevroren raken. Het blijkt bovendien dat de dieren in de Waddenzee vergeleken met dieren die een warmer klimaat gewend zijn, extra veel antivries aanmaken.
Schelpdieren die niet goed in de bodem gevestigd zijn, hebben wel last van het ijs. Met name kokkels kunnen vastgevroren raken aan de ijsschotsen. Wanneer het ijs van de wadplaten afglijdt, worden ook de schelpen weggevoerd. Een koude winter blijkt echter wel weer gunstig te zijn voor de vestiging van nieuwe kokkels. Bij een strenge winter trekken de predatoren die kokkellarven eten, in het voorjaar relatief laat de Waddenzee binnen. Jonge schelpdieren krijgen dan de kans snel op te groeien, tot een grootte waarbij ze niet meer eetbaar zijn voor deze rovers. Dat geldt overigens ook voor jonge mosselen.
Voor de algen in de Waddenzee is de vorst ook positief. Doordat er zoveel fijn sediment uit de Waddenzee verdwijnt, wordt het water helderder. Daardoor is er in het voorjaar meer licht beschikbaar voor de algen om te groeien.
Verwachting voor het komend voorjaar
De koude winter van 2008/2009 werd gevolgd door een rijk mosselseizoen. De huidige kou zou ook dit voorjaar de aanwas van jonge schelpdieren moeten bevorderen. Evenzo gunstig zijn de voortekenen voor de algengroei. Het belooft dan ook een rijk voorjaar te worden.
Bronnen
T.J. Compton en anderen (2007) Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 352: 200-211
N. Staats en anderen (2001) Estuarine, Coastal and Shelf Science 53: 297-306