Køkkenmøddinger
Door: Tim van Oijen
Datum: 18 maart 2011
Ongeveer 7300 jaar geleden ontstond de Ertebøllecultuur in Scandinavië. Deze jagers-verzamelaars-vissers leefden ook op een paar plaatsen in het oostelijke deel van het huidige Duitse waddengebied. Waar vroeger Ertebølle-nederzettingen lagen, worden vaak restanten van afvalhopen aangetroffen. In deze zogeheten køkkenmøddinger zitten veel schelpen van de Europese of platte oester. Deze oester stond dus op de menukaart van de prehistorische bewoners.
De jonge steentijd − de periode die wordt gekenmerkt door een overgang van rondtrekkende mensen naar een samenleving waarin mensen in nederzettingen leefden − begon in het waddengebied in het zesde millennium v. Chr. Er waren twee jagers-verzamelaars-vissers-volkeren die zich in het gebied vestigden. De Swifterbantcultuur kwam van 5300-3400 v. Chr. voor in Nederland en Duitsland en de Ertebøllecultuur van 5300-3950 v. Chr. in Duitsland en Denemarken. De Ertebøllecultuur is vernoemd naar het dorpje Ertebølle waar een klassiek voorbeeld van een nederzetting van deze cultuur is gevonden. Deze plaats ligt aan de Limfjord in het noorden van Denemarken (zie kaartje).
De Ertebøllecultuur in het waddengebied
In het waddengebied zijn ook enkele nederzettingen van de Ertebøllecultuur geweest (zie kaartje). Hiervan is er een opgegraven bij Fedderingen Wurth, in de buurt van de rivier de Eider in de Duitse deelstaat Ditmarschen. Tegenwoordig ligt deze plaats in het binnenland maar toentertijd moet de nederzetting aan de kust hebben gelegen. De site is door archeologen blootgelegd in 1989 en 1990. Een vergelijking met andere Ertebøllesites in de regio ondersteunt dat het hier moet gaan om overblijfselen van deze cultuur. Er zijn duidelijke overeenkomsten in de vorm van vuursteenartefacten zoals bijlen en pijlpunten. Ook lijkt de indeling van de nederzetting sterk op die van de andere plekken.
Bij het dorp Ecklak aan het Noord-Oostzeekanaal, ca. 10 km van Brunsbüttel, is een pot gevonden die moet worden toegeschreven aan de Ertebøllecultuur. De vindplaats was bedekt met een mariene sedimentlaag van drie meter, wat er op duidt dat de nederzetting die hier moet hebben gelegen in de steentijd door de zee moet zijn overstroomd. Tenslotte zijn bij de aanleg van de havensluizen van Husum ook overblijfselen van de cultuur ontdekt.
Schelpenhopen
Bij vindplaatsen van Ertebølle-nederzettingen worden vaak afvalhopen aangetroffen. Deze hopen worden ook wel køkkenmøddinger genoemd. Dit woord is in 1851 geïntroduceerd en is afkomstig uit het Deens. Het is een samenvoeging van de woorden køkken (keuken) møg (mest) and dynge (hoop). In de hopen zaten veel schelpen, met name van de Europese of platte oester (Ostrea edulis). Archeologen concluderen daaruit dat oesters destijds een belangrijke voedingsbron waren. Maar de meeste calorieën haalde men waarschijnlijk toch uit een stukje vlees. De oesters moeten zijn verzameld op nabij gelegen oesterbanken. Ook van die prehistorische oesterbanken zijn op sommige plekken restanten in de bodem aangetroffen. Uit de locaties van de køkkenmøddinger en de restanten van de banken kan worden afgeleid waar destijds de meeste oesters zaten.
De afvalhopen werden vele jaren achter elkaar gebruikt. De schelpafmetingen van de oesters worden steeds kleiner naarmate de afvalhoop jonger (dus van recenter datum) is. Dit is een aanwijzing dat de natuurlijke oesterbanken toen al onder een zware exploitatiedruk stonden. De Europese of platte oester is uiteindelijk door overbevissing helemaal uit de Waddenzee verdwenen; het laatste exemplaar werd rond 1950 waargenomen.
IJzertijd
Køkkenmøddinger zijn niet uniek voor de Ertebøllecultuur. Ze worden overal ter wereld gevonden en werden in verschillende tijdsperioden aangelegd. In de Waddenregio zijn ook schelpenhopen uit de ijzertijd (ca. 700 v. Chr. - 12 n. Chr.) opgegraven. Op het Duitse Waddeneiland Föhr troffen archeologen schelpenhopen uit circa 1000 n. Chr. aan.
Bron
Andersen, S.H. (2007). Shell middens ("Køkkenmøddinger") in Danish Prehistory as a reflection of the marine environment. Hoofdstuk 3 in: N. Milner, O.E. Craig en G.N. Bailey (eds). Shell middens in Atlantic Europe.
Bradtmöller, M. (2008). Fedderingen Wurth, an Ertebølle site at the North Sea coast. Quartär 55, p.127-134.
Hartz, S., H. Lübke en T. Terberger (2007). From fish and seal to sheep and cattle: new research into the process of neolithisation in northern Germany. Proceedings of the British Academy 144, p.567-594.
Meier, D. (2004). Man and environment in the marsh area of Schleswig-Holstein from Roman until late Medieval times. Quaternary International 112, p.55-69.
Vollmer,M., M. Guldberg, M. Maluck, D. van Marrewijk en G. Schlicksbier (2001). Lancewad. Landscape and cultural heritage in the Wadden Sea Region. Wadden Sea Ecosystem 12.
Op 16 februari 2011 hield Karel Essink van de Stichting Verdronken Geschiedenis in Assen een lezing over verspreiding en consumptie van oesters van steentijd tot heden voor de Drents Prehistorische Vereniging.
Relatie met de kennisagenda
Kennis voor een duurzame toekomst van de Wadden. Integrale kennisagenda van de Waddenacademie: p.55 en 56.
Lees meer in het thema Cultuurhistorie op deze site.