Met open ogen eten...
Door: Romke Kats
Datum: 22 april 2011
Heerlijk op vakantie naar 'Skylge' met familie, vrienden of geliefde. Eindelijk ontspannen en genieten. Lekker de tijd nemen om uitgebreid te tafelen. Momenteel zijn ook vele soorten wadvogels aanwezig in het waddengebied om te eten. Niet voor de leuk, maar als gedegen voorbereiding op de jaarlijkse tocht naar hun broedgebieden in het hoge noorden tussen Scandinavië en Siberië. Het is wel opletten geblazen tijdens het 'tafelen' op het wad. Roofvogels liggen op de loer. Rosse grutto's gaan verschillend om met deze dreiging.
Rosse grutto's zijn langeafstands trekvogels. Ze broeden op de toendra's rond de poolcirkel in Scandinavië, Rusland en Noord-Amerika. Na de broedtijd trekken ze naar het zuiden om te overwinteren in de Waddenzee, of zelfs tot ver over de evenaar op het zuidelijk halfrond. Voor rosse grutto's die in Scandinavië en het westelijk deel van Siberië broeden, is het waddengebied van cruciaal belang als foerageergebied. Van hieruit vliegen ze in een keer zonder stoppen naar de broedgebieden.
Twee verschillende rosse grutto's
In de Waddenzee komen twee ondersoorten van de rosse grutto voor, Limosa lapponica lapponica en Limosa lapponica taymyrensis. Populatiegrootte en vooral migratiestrategie zijn verschillend. De L. l. lapponica-populatie (120.000 vogels) broedt in Lapland en rond de Witte Zee. De broedgebieden van de L. l. taymyrensis-populatie (600.000 vogels) liggen in het westelijke deel van Siberië (Taymir). Taymyrensis overwintert in West-Afrika en doet twee keer per jaar (voor- en najaar) een maand de Waddenzee aan. L. lapponica is de hele winter in de Waddenzee aanwezig. Uit onderzoek is gebleken dat de ondersoorten sterk verschillen in de manier waarop en waar zij voedsel verzamelen tijdens hun verblijf in het waddengebied.
Individueel gekleurde vogels
Sinds 2001 worden door het Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ) en diverse vogelwerkgroepen rosse grutto's voorzien van gekleurde ringen. Hierdoor zijn de vogels individueel herkenbaar in het veld. Hervangsten of waarnemingen van deze geringde vogels gedurende de periode oktober-maart worden gebruikt om onderscheid te maken. Meldingen in deze periode uit de Waddenzee behoren tot de lapponica populatie, terwijl die uit West-Afrika aan de taymyrensis populatie worden toegeschreven. Uit waarnemingen in het voorjaar op het wad bij Terschelling bleek dat de twee ondersoorten zich tijdens de laagwaterperiode niet mengen. Hiermee is van elke groep rosse grutto's met een herkenbaar individu bekend tot welke populaties deze behoort.
Uit de observaties aan de beide ondersoorten bleek dat taymyrensis zijn gedrag aanpast aan zijn korte verblijf in het waddengebied tijdens de lange reis van het zuiden naar het noorden. Deze ondersoort besteedde meer tijd aan eten (67% in plaats van 33% ) en lette meer op, terwijl lapponica meer tijd over had voor rusten en poetsten. De dagelijkse voedselopname was bij taymyrensis ook hoger door ook te eten tijdens hoogwater in de weilanden. Dit zijn rijkere gebieden met een hoger predatierisico. Vandaar dat extra opletten. Kortom, om in korte tijd het noodzakelijke vertrekgewicht te halen kiest taymyrensis voor maximale voedselopname bij de afweging tussen voedselopname en predatierisico. Lapponica heeft door het lange verblijf in de Waddenzee meer tijd voor de aanleg van reserves en hoeft minder aan te leggen vanwege de geringere afstand tot de broedgebieden. Daarom bezoeken ze minder rijke gebieden met een veel lager predatierisico. Lapponica at bijvoorbeeld op grotere afstand van dijken en begroeiing. Naast voldoende voedsel speelt de dreiging van predatie een belangrijke rol bij afwegingen van etende wadvogels in de trektijd. Dus ogen open houden...
Bron
Duijns, van Dijk, Spaans, Jukema, de Boer & Piersma 2009. Foraging site selection of two subspecies of Bar-tailed Godwit Limosa lapponica: time minimizers accept greater predation danger than energy minimizers. Ardea 97(1): 51?59.
Engelmoer 2008. Breeding OriginsBreeding origins of wader populations utilizing the Dutch Wadden Sea, as deduced from body dimensions, body mass, and primary moult. PhD Thesis, University of Groningen.