Waar ben je?
Door: Romke Kats
Datum: 2 december 2011
Ansichtkaarten met een meeuw op een strandpaal, je kunt ze bij elke boekhandel vinden. Vaak is het de zilvermeeuw. Afgelopen week was de zilvermeeuw in grote groepen op het strand van Vlieland aanwezig. Prachtig om te bekijken in de luwte van de duinen. Ze overtijen op het strand en wachten tot het wad weer droogvalt om er te eten. Of profiteren van de overboord gezette bijvangst van een garnalenkotter die langs vaart. Kolonie en leeftijd bepalen waar en wanneer Nederlandse zilvermeeuwen langs de kust voorkomen.
Zie je een grote witte vogel met grijze vleugels, roze poten en rode stip op de snavel? Dan is het de zilvermeeuw Larus argentatus (zie foto). Het is één van de meest voorkomende en kenmerkende meeuwen in het waddenzeegebied. De zilvermeeuw broedt op alle Waddeneilanden en langs de Hollandse en Zeeuwse kust, maar ook in het binnenland (zie figuur 1).
Roerige historie
De populatie in Nederland kent een turbulent verleden, waarbij exploitatie en vervolging afgewisseld werden met bescherming. In de achttiende en negentiende eeuw werden in de Eierlandse duinen op Texel grootschalig eieren verzameld. Veren van sterns en meeuwen dienden aan het begin van de twintigste eeuw als versiersel in de mode. Dit was meteen ook de aanleiding dat in 1912 stappen werden ondernomen om de natuur wettelijk te beschermen. De zilvermeeuw profiteerde en de populatie groeide tussen 1910 en 1955 van 2.500 naar 24.000 paar. Vervolgens werden zilvermeeuwen gezien als een plaag, met de vernietiging van 90.000 vogels en 500.000 eieren tot gevolg. Deze maatregelen bleken nauwelijks invloed te hebben op de grootte van de populatie en werden daarom gestaakt. Net als bij eidereenden, grote sterns en zeehonden, werd ook de populatie zilvermeeuwen in de jaren ‘60 getroffen door vervuiling van de kustwateren met pesticiden en nam hun aantal af tot 16.000 broedparen.
Sterke afname
De populatie herstelde zich weer en piekte met bijna 90.000 broedparen halverwege de jaren ‘80. De laatste decennia is de zilvermeeuw ook in het binnenland gaan broeden, zelfs op platte daken in woonwijken. Dit heeft geleid tot overlast bij omwonenden, zoals in Leiden. Gedurende de laatste twintig jaar is de populatie gehalveerd tot minder dan 40.000 broedparen. Om de langdurige afname sinds de jaren tachtig te begrijpen, is nu onderzocht waar de Nederlandse zilvermeeuwen zich gedurende het jaar bevinden. Uiteindelijk kan met deze kennis gericht gekeken worden naar wat de vogels in deze gebieden doen en wat de rol en de invloed van het voedselaanbod is, zoals de afname van droogvallende mosselbanken en mogelijk competitie met kleine mantelmeeuwen.
Afstand tot kolonie
De verspreiding van zilvermeeuwen is tussen 1986 en 2009 onderzocht. In totaal zijn 3.997 jonge zilvermeeuwen in 14 kolonies voorzien van een kleurring met inscriptie. Elke afzonderlijke vogel kan hiermee individueel worden gevolgd, meerdere jaren lang zelfs. Bijna 900 enthousiaste vrijwilligers gaven ruim 85.000 waarnemingen door aan het Vogeltrekstation. In totaal is 78 % van de vogels ten minste één keer levend gezien en is 11 % dood teruggevonden. Met de locatie van de waarnemingen is berekend hoe ver de vogels zich verplaatsen ten opzichte van de kolonie. Ongeveer een vijfde van de waarnemingen is gedaan binnen een straal van 5 kilometer van de kolonie, verder dan 300 kilometer vliegen doen ze nauwelijks (zie figuur 2).
Kolonie bepaalt reisgedrag
Op basis van de afgelegde afstand en de richting kunnen de onderzoekers de kolonies in drie groepen onderverdelen: Waddenzee (Rottum - Vlieland), Holland (Texel - Wassenaar) en Delta (Europoort–Saeftinghe). Zilvermeeuwen uit de Waddenzee verplaatsten zich over grote afstanden in zuidwestelijke of zuidoostelijke richting. Vogels uit Holland en de Delta leggen korte afstanden af. De Hollanders trekken naar het zuiden. In de Delta verplaatsen zilvermeeuwen zich in alle richtingen, maar blijven in de buurt.
Leeftijdsgrens
Onderzoekers hebben ook gekeken naar de rol van leeftijd op de verplaatsingen. De vogels verlaten de kolonies na het broedseizoen en blijven dus niet het hele jaar in de buurt van de kolonie. De afgelegde afstand bedroeg voor alle leeftijden gemiddeld ongeveer 100 kilometer. Het moment waarop de vogels de kolonie verlaten en weer terug keren is afhankelijk van de leeftijd. Na het broedseizoen verlaten de volwassen vogels (> 4 jaar) als eerste de kolonie en de jonge vogels (1 jaar) vertrekken als laatste. In de aanloop van het nieuwe broedseizoen beginnen de volwassen vogels in januari als eerste aan de terugkeer naar de kolonie. Ongeveer twee maanden later volgen de jongvolwassenen (2-4 jaar) en weer een maand later in april volgen uiteindelijk de jonge vogels. In het broedseizoen zijn het de volwassen vogels die bij de kolonies te vinden zijn, en niet de jongere vogels. Ze blijven gemiddeld op 40-60 kilometer afstand van de kolonie. De jongere dieren vermijden tijdens de broedtijd de kolonies om competitie met de volwassenen uit de weg gaan. Zilvermeeuwen worden ook door de mens verspreid en reizen dan soms over nog veel grotere afstanden dan 300 kilometer. Dat gaat dan wel per post, zittend op een strandpaal.
Meer informatie over hoe individuele zilvermeeuwen uitgerust met satellietzenders de Nederlandse kustgebieden gebruiken is te vinden op de website van Sovon.
Bron
Camphuysen, C., H. Vercruijsse & A. Spaans 2011. Colony- and age-specific seasonal dispersal of Herring Gulls Larus argentatus breeding in The Netherlands. Journal of Ornithology 152: 849–868.
Koffijberg K., L. Dijksen, B. Hälterlein, K. Laursen, P. Potel & S. Schrader 2009. Breeding Birds. Thematic Report No. 18. In: Marencic, H. & Vlas, J. de (Eds), 2009. Quality Status Report 2009. WaddenSea Ecosystem No. 26. Common Wadden Sea Secretariat, Trilateral Monitoring and Assessment Group, Wilhelmshaven, Germany. http://www.waddensea-secretariat.org/QSR-2009/18-Breeding-Birds.pdf.
Reneerkens J., T. Piersma & B. Spaans 2005. De Waddenzee als kruispunt van vogeltrekwegen: Literatuurstudie naar de kansen en bedreigingen van wadvogels in internationaal perspectief. NIOZ-REPORT 2005-4. http://www.nioz.nl/public/nioz_reports/nioz-report_2005-4.pdf.
SOVON 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels.
Visser, H. 2010. De Leidsche meeuw: ‘Het zijn geen scheve tegels of kapotte straatlantaarns’. Geraadpleegd op 30 november 2011 op www.leidsesleutels.nl/onderzoek/zilvermeeuwen.