Vissen zijn goede ruikers en proevers. Bij het vinden van hun paaigronden, het zoeken naar voedsel en het vluchten voor belagers vertrouwen ze mede op hun reukvermogen en smaakzintuigen. Ze reageren niet alleen op stoffen uit de omgeving maar geven zelf ook stoffen af waarmee ze met hun soortgenoten communiceren. Wetenschappers onderzoeken hoe deze zintuigelijke informatie zich vertaalt naar het gedrag van de vis.
Er zijn drie systemen waarmee vissen informatie krijgen over opgeloste stoffen in het water: het reukzintuig, het smaakzintuig en het “diffuse chemosensitieve” systeem. Het reukorgaan bevindt zich in de kop; de smaakpapillen en de andere chemoreceptoren kunnen over het gehele vissenlijf zitten. Het reageren op veranderingen in de concentraties van stoffen in de omgeving noemen biologen een “chemotactische respons”. Bij bijna alle gedragingen van vissen speelt deze respons een rol. Hieronder een paar voorbeelden van activiteiten waarbij vissen hun neus inschakelen.