Kokkelgedrang op het wad
Door: Gerbrand Gaaff
Datum 27 september 2012

"De kokkels liggen mannetje aan mannetje" is een uitspraak van mening wadgids in een goed kokkeljaar. Je kan dan met je hand over het slik aaien en bobbeltje naast bobbeltje voelen. Maar dat lukt niet elk jaar. In het voorjaar van 2011 was je blij als je op het Balgzand per vierkante meter een kokkeltje vond. Hoe anders was het afgelopen voorjaar. De kokkels lagen ook mannetje op mannetje omdat ze elkaar verdrongen. 2012 is een ongekend piekjaar voor de kokkels.

Pieken en dalen
Sinds 1970 bepalen marien biologen jaarlijks de kokkelstand in de Waddenzee. Van 1970 tot 1990 gebeurde dat op drie vaste plekken. In 1990 werd het meetnet verder uitgerold in het kader van de regulering van de schelpdiervisserij. De resultaten laten zien dat het kokkelbestand sterk varieert, zoals staat weergegeven in de grafiek. Deze grafiek is gebaseerd op gegevens van onderzoek van IMARES vanaf 1990. De schommelingen treden over de hele periode op, dus zowel voor als nadat de mechanische kokkelvisserij in 2005 is gestopt.
Wat verder in de grafiek opvalt is de ongekend hoge piek van bijna 100 miljoen kilo kokkelvlees op de wadplaten in 2012. Dat komt overeen met ongeveer 17000 voetbalvelden aan kokkelbank. Nog nooit eerder zijn er zo veel kokkels in de Waddenzee waargenomen. Het is feest voor de trekvogels.

Verklaring
De mechanische kokkelvloot viste al sinds 1990 op basis van beheerste visplannen, die tot doel hadden dat er voldoende schelpdiervlees voor de wadvogels overbleef. Sinds 2005 wordt er alleen nog handmatig op kokkels gevist door een beperkt aantal vergunninghouders. De visserij op kokkels is dus waarschijnlijk niet de enige oorzaak geweest van de schommelingen in het kokkelbestand. Daarom moet de verklaring ook elders worden gezocht.
Als er voldoende volwassen kokkels in goede conditie zijn, kunnen deze voor enorm veel nakomelingen zorgen. De paaitijd is in de zomer, waarna de larven een tijd lang als zwemmende diertjes in het water leven. Tegen de tijd dat ze schelpjes ontwikkelen en zich gaan ingraven in de wadbodem (de zaadval) lopen ze het gevaar dat ze worden opgegeten door garnalen. De zaadval vindt plaats in de winter. In strenge winters is het waddenwater te koud voor de garnalen. Die hebben zich dan teruggetrokken in warmer, dieper water in de Noordzee. Als het kokkelbroed dus de kans ziet om zich te vestigen voordat de garnalen terugkeren naar de Waddenzee, is er een jaar later een explosie van eenjarige kokkels. En die dieren gaan dan het harde waddenleven in. Een deel valt ten prooi aan foeragerende steltlopers. Van een ander deel worden de sipho's steeds afgeknabbeld door platvissen. Weer een ander deel vriest dood of sterft als gevolg van een ziekte. En tenslotte, als de kokkel echt groot genoeg is en de pech heeft naast veel soortgenoten te liggen, is daar de hark van de handkokkelaar. Kortom, de populatie kokkels in de Nederlandse Waddenzee heeft de zaadval-piekjaren hard nodig om op peil te blijven.
Bronnen:
C. van Zweeden, K. Troost, M. van Asch & J.J. Kesteloo-Hendrikse, 2012: Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2012. CVO-rapport C094/12, http://www.cvo.wur.nl/default.asp?ZNT=S0T2O-1P476
C. van Zweeden, K. Troost, D. van den Ende, M. van Stralen, 2012: Het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011. CVO-rapport C097/12: http://www.cvo.wur.nl/default.asp?ZNT=S0T2O-1P472
Karin Troost, Jan Drent, Eelke Folmer & Marnix van Stralen, 2012: Ontwikkeling van schelpdierbestanden op de droogvallende platen van de Waddenzee. In: De Levende Natuur, mei 2012 http://www.delevendenatuur.nl/downloadpdf.php?artikel=90028&pdf=web113083-088.pdf