Meeliften met oesters

Door: Romke Kats
Datum: 17 februari 2012

Konijnen in Australië. Nijlbaarzen in het Victoriameer. En recentelijk tijgerpythons in de Everglades. Al deze dieren hebben gemeen dat ze door de mens in een nieuwe omgeving zijn geïntroduceerd. De invasies van deze nieuwe soorten of exoten beïnvloeden het ecosysteem. Onderzoek naar de invasie van de Japanse oester Nederlandse kustwateren laat zien dat tal van andere exotische organismen zijn meegelift.

Oesters staan al sinds lange tijd op het menu van de mens. In Nederland komt de inheemse platte oester vrijwel niet meer van nature voor. Dit is het gevolg van langdurige en intensieve oestervisserij, strenge winters en vervolgens de uitbraak van een oesterziekte (zie Wadweten Japanse Oesters houden niet van ijs). Om de oesterkweek voort te zetten worden in Zeeland daarom al decennialang zowel inheemse als uitheemse oesters geïmporteerd (zie figuur 1).

Inheemse oesters zijn afkomstig uit de Noordzee (Duitsland, Denemarken, Noorwegen), de Atlantische Oceaan (Ierland, Engeland, Noorwegen, Spanje, Portugal) en de Middellandse Zee (Griekenland en Turkije). Uitheemse oesters, zoals de Japanse oesters, zijn afkomstig uit de Verenigde Staten, Canada, Japan, Korea en zelfs Chili. Japanse oesters zijn door gebiedsvreemde introducties al in 24 landen buiten het normale verspreidingsgebied gevestigd. In Nederland heeft de introductie van de Japanse oesters naast de permanente vestiging van het dier zelf in Oosterschelde en Waddenzee ook geleid tot de verspreiding van flora en fauna die op de oesters voorkomen. 

Epiflora

Nederlandse onderzoekers hebben de kenmerken van de oester als verspreider van andere soorten (vector) onderzocht. De aanleiding hiervoor is het hoge aandeel van oesterimporten bij de introductie van exoten. Uit de literatuur studie blijkt dat 35 exoten in Nederland zijn waargenomen, die met uitheemse oesters in Europa geïmporteerd zijn (zie figuur 2). Voor vier soorten heeft de eerste waarneming in Nederland plaats gevonden, nl mosdiertje Smittoidea prolifica en de roodwieren Colaconema daviesii, Dasya baillouviana en Polysiphonia senticulosa. 
Aanvullend is door de onderzoekers de flora op de buitenkant (epiflora) van 270 levende oesters uit de Oosterschelde onderzocht. Het leverde in totaal 41 taxa van macroalgen, waarvan driekwart roodalgen, tien groenalgen en twee bruinalgen. Hiervan worden negen als exoot beschouwd en zijn samen met oesters geïntroduceerd. Maximaal zijn veertien verschillende soorten op een oester aangetroffen met een gemiddelde van vier per oester. Op een enkele Japanse oester kunnen veel verschillende soorten groeien. Weinig oesters zijn dan nodig voor de verspreiding van exoten.

Meeliften

Algemeen wordt uitgegaan dat het aantal succesvolle introducties van exoten toeneemt naarmate er meer exoten binnen worden gebracht. Zo wordt een positief verband verwacht tussen het aantal gevestigde exoten en omvang van de import van oesters. Deze wetmatigheid blijkt bij de Japanse oester juist niet op te gaan. Sterker nog, het aantal oester-gerelateerde exoten dat zich heeft weten te vestigen, neemt juist toe terwijl de hoeveelheid geïmporteerde oesters afneemt, vooral gedurende de laatste 20 jaar. De onderzoekers verklaren dit door niet-geregistreerde import èn door kenmerken van de verspreider of vector zelf. De uitgestrekte Japanse oesterriffen in de Waddenzee zorgen daarnaast voor hard substraat waarop deze exotische soorten zich makkelijk kunnen vestigen. Daarnaast kunnen exoten zich ook zelfs jaren na de primaire introductie nog succesvol uitbreiden. De onderzoekers wijzen ook op de risico’s van transporten van schelpdieren tussen gebieden in Europa. Hierdoor worden geïsoleerd voorkomende populaties van exoten versneld verspreid binnen Europa. 

Risico’s

In het onderzoek is alleen gekeken naar zichtbare exoten op de buitenkant van de schelp. Exoten kunnen ook meeliften als ze zich in de oester hebben gevestigd. Dit kunnen ook exotische ziektes zijn, zoals de oesterziekte Bonamia ostreae. Deze ziekte is door oesterimport uit Californië in Frankrijk terecht gekomen (primaire introductie). Vervolgens is de ziekte meegelift met transport van oesters naar Nederland (secondaire introductie). Door deze ziekte is de platte oester bijna uit de Nederlandse wateren verdwenen. Voortdurende verplaatsing van oesters en andere schelpdieren tussen gebieden in Europa dragen bij aan versnelde verspreiding van geïsoleerd voorkomende populaties exoten. In Nederlandse oesters is recentelijk het voor de mens besmettelijke Noro-virus aangetroffen. Het is onduidelijk hoe dit virus in oesters terecht is gekomen. Het laat wel zien dat oesters aan veel verschillende organismen onderdak kunnen verlenen. Een bestuursrechter in het Duitse Sleeswijk Holstein heeft daarom de import van buitenlands mosselzaad in de Duitse Waddenzee verboden. 

Bron

Haydar, D. 2010. What is natural? The scale and consequences of marine bio invasions in the North Atlantic Ocean. Dissertatie RijksUniversiteit Groningen.

Haydar, D. & W.J. Wolff 2011. Predicting invasion patterns in coastal ecosystems: relationship between vector strength and vector tempo. Marine Ecology Progress Series 431: 1–10.

PZC 2012. Norovirus in partij oesters ontdekt. Provinciale Zeeuwse Courant 6 februari 2012.
VN 2012. Rubriek wereldnieuws. Visserijnieuws 10 februari 2012.

Wolff, W.J. 2005. Non-indigenous marine and estuarine species in the Netherlands. Zool. Med. Leiden 79 (1): 1-116. http://www.repository.naturalis.nl/document/41874