Hoe groffer, hoe armer
Door : Gerbrand Gaaff
Datum: 18 april 2013
De drieteenstrandlopers die je in de winter langs de vloedlijn ziet scharrelen, pikken diertjes tussen het zand weg. Tussen het schijnbaar maagdelijke strandzand van een Waddeneiland krioelt het van de beestjes die je met het blote oog niet of nauwelijks kunt zien: de zandholtenfauna. Deze diertjes houden het strand schoon en zijn ingesteld op de extreem wisselende omstandigheden op het strand. Maar kunnen ze zich nog herstellen als het strand wordt opgehoogd met grof Noordzeezand?
Een miljoen per vierkante meter
Op het vochtige strand tussen de hoog- en de laagwaterlijn zijn de holten tussen de zandkorrels gevuld met water. Daar leeft de zandholtenfauna, die ook wel meiofauna of macrofauna genoemd wordt. Veel van deze diertjes zijn kleiner dan 2 millimeter. Ze behoren tot verschillende diergroepen. Deze diertjes hebben een aantal gemeenschappelijke kernmerken: een slank lenig lichaam waarmee zij gemakkelijk kunnen klauteren en slingeren tussen de zandkorrels, en kleine hechtorganen zodat zij zich aan zandkorrels kunnen vasthouden. In de getijdenzone kunnen een miljoen beestjes per vierkante meter leven, maar toch wegen zij samen nog geen 2 gram.
De echte beach cleanup
De zee voert met elke vloed een grote hoeveelheid organisch materiaal aan. Dat kent een levende fractie (algen, zooplankton) en een dode (organisch sediment uit de rivieren, vissenpoep, garnalenpoep). De zandholtenfauna leeft van dat organische materiaal. Vooral de wormpjes (zoals de hier afgebeelde gemshoornworm Scolelepsis squamata) vallen er op aan en verteren en fragmenteren een groot deel ervan. Daarna kan het materiaal gemakkelijker worden afgebroken door de zandholtenmicroben. Die afbraak levert meststoffen voor de zandholtenflora (vooral diatomeeën), die op hun beurt weer begraasd worden door vlokreeftjes, zoals het hier afgebeelde kniksprietkreeftje Bathyporiea pilosa. Wormen en vlokreeftjes vormen weer een prooi voor predatoren, zoals de agaatpissebed Euridice pulchra. Dit zandholtenvoedselweb voert dagelijks een grootschalige beach cleanup uit: zonder hun inzet zouden de stranden van de Waddeneilanden bedekt zijn met een dikke laag prut.
Het strand is op onze gematigde breedtegraad het biotoop met de meest extreme milieudynamiek. Binnen enkele uren kan het er van koud tot heet, van nat tot droog, en van zout tot zoet veranderen. De zandholtenfauna heeft zich perfect aangepast aan deze wisselende omstandigheden. Alle dieren zijn enorm mobiel en kunnen heel snel een verstoord stuk strand opnieuw koloniseren, daarbij geholpen door een snelle voortplanting met hoge aantallen larven.
Suppleties
Het ene strandzand is het andere niet. De stranden van de Waddeneilanden zijn kalkarm en bedekt met een mengsel van fijn en middelgrof zand. Het strandzand langs de Hollandse kust is vaak grover van structuur. Dit verschil verklaart waarom de fauna op de waddenstranden soortenrijker is dan op de stranden langs het vasteland (zie ook WadWeten Een dagje naar het strand). Maar grote delen van de stranden worden opgehoogd en verbreed met gebiedsvreemd zand. Verschillende onderzoekers hebben zich bezig gehouden met de vraag wat de invloed is van deze strandsuppleties op de zandholtenfauna. De invloed van een forse suppletie op het strand zelf op korte termijn is duidelijk: de fauna wordt totaal verwoest. De manier waarop de fauna zich na deze verwoesting herstelt, is sterk afhankelijk van de korrelgrootte van het nieuw aangebrachte zand. Als dat fijn van structuur is ontstaat snel weer een evenwichtig samengestelde fauna. Er treden verschuivingen op in de soortensamenstelling bij gebruik van middelgrof zand. Het kniksprietkreeftje Bathyporiea pilosa verliest dan terrein aan zijn grotere familielid Bathyporiea sarsi. De agaatpissebed komt ook minder vaak voor tussen middelgrof zand; waarschijnlijk omdat tussen fijner zand aantrekkelijker prooidieren voorkomen. Bij gebruik van echt grof Noordzeezand is de zich herstellende fauna zeer eenzijdig samengesteld: vrijwel alleen de gemshoornworm koloniseert dit sediment. De onderzoekers raden daarom aan om zandsuppleties altijd uit te voeren met zand dat qua structuur zo veel mogelijk lijkt op het oorspronkelijke zand.
Bronnen:
J. van Tomme, S. Vanden Eede, J. Speybroeck, S. Degrear, M. Vincx, 2013: Macrofaunal sediment selectivity considerations for beach nourishment programmes. Marine Environmental Research 84, p.10-16.