Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Termieten van de zee

Door: Hans Revier
Datum: 20 februari 2014

Soms spoelt een stuk wrakhout aan dat eruitziet als een gatenkaas. Dat is het werk van de paalworm. Dit weekdier, dat tot de tweekleppigen behoort, graaft gangen in hout. In vroeger tijden waren paalwormen de schrik van de scheepvaart en ondermijnden in de 18e eeuw op grote schaal de Nederlandse zeewering. Recent verspreidingsonderzoek laat zien dat de paalworm nog volop aanwezig is in de Nederlandse kustwateren. Door de opwarming van het zeewater rukken zelfs nieuwe soorten op.

Grootschalige infecties

Al in de Griekse en Romeinse tijd was het desastreuze werk van de paalworm bekend. Houten schepen hadden veel te lijden van de dieren die de bijnaam ‘termieten van de zee’ kregen. Bestrijding van de paalworminfecties was niet mogelijk. Toen men de wereldzeeën ging bevaren kregen de scheepswanden vaak een extra betimmering met zacht grenenhout. Dat was voldoende om zonder schade aan het eikenhout van het schip bijvoorbeeld Indië te bereiken. Pas uit de 18e eeuw zijn grootschalige infecties van de Nederlandse zeewering door de paalworm Teredo navalis bekend. Waarschijnlijk was de temperatuur van onze kustwateren tijdens de Kleine IJstijd in de 16e en 17e eeuw te laag voor dit dier. Maar halverwege de 18e eeuw was het goed raak. Overal langs de Zeeuwse, Hollandse en Fries-Groningse kust was de zeewering, veelal rijen houten palen met daartussen stenen verzwaard riet en zeegras, door paalwormen aangetast. Dit betekende het einde van het gebruik van hout in de zeeweringen. Voor de aanleg van dijken gebruikte men voortaan zand, klei en basalt. 

Tunnelboorders

Hoewel de naam anders doet vermoeden is de paalworm geen echte worm, maar een tot de tweekleppigen behorend schelpdier. De schelpjes zitten op de kop en worden gebruikt om de gangen in het hout te boren. Tegelijkertijd wordt een dun laagje kalk op de gangen afgezet. Dit gebeurt zo efficiënt dat aan het eind van de 18e eeuw Engelse ingenieurs deze graaftechniek van de paalworm gebruikten om een tunnel onder de Thames aan te leggen. Volwassen paalwormen kunnen tot 30 centimeter lang worden en planten zich massaal en efficiënt voort. Drie keer per jaar produceren de wijfjes miljoenen eitjes, die in broedzakken bij de kieuwen van het moederdier verschillende larvale stadia doorlopen. Eenmaal vrijgelaten zoeken de larven in een tot twee weken tijd geschikt hout en kunnen,  als ze ingegraven zijn, zich na drie maanden voortplanten. Lang is gedacht dat het hout de belangrijkste voedselbron voor de paalworm is. Onderzoekers toonden met een stabiele isotopenanalyse echter aan dat de paalwormen vooral plankton en organische deeltjes uit het water filteren. De in hout gegraven gangen dienen dus vooral als bescherming.  

Zuidelijke soort

Recent is het voorkomen van paalwormen in de Europese kustwateren onderzocht. Op 32 plaatsen, onder meer in de Oosterschelde en de Waddenzee, hingen de onderzoekers grenenhouten planken in het zeewater. In totaal werden van Noorwegen tot aan Portugal negen verschillende soorten gevonden. Naast Teredo navalis komen nog drie andere soorten in de Nederlandse wateren voor. Nieuw is de levendbarende paalworm Lyrodus pedicellatus, afkomstig uit zuidelijke wateren. Omdat we niet meer met houten schepen varen en hout niet meer het hoofdbestanddeel is van de zeewering, richt de paalworm niet langer grote schade aan. Toch is oplettendheid geboden. In 2005 moesten de door paalwormen aangetaste hardhouten deuren van de zeesluis bij Farmsum (Delfzijl) door stalen exemplaren vervangen worden.

Bronnen:

Borges, L. M., Merckelbach, L. M., Sampaio, Í., & Cragg, S. M. (2014). Diversity, environmental requirements, and biogeography of bivalve wood-borers (Teredinidae) in European coastal waters. Frontiers in Zoology, 11(1), 13. http://www.frontiersinzoology.com/content/11/1/13.

Paalvast, P., & van der Velde, G. (2013). What is the main food source of the shipworm  (Teredo navalis)? A stable isotope approach. Journal of Sea Research, 80, 58-60. http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S1385110113000452.

Palm, L. C. (2012). Achtergronden van het paalwormenonderzoek 1730-1870. Gewina/TGGNWT, 13(1), 88-101.

Vrolik, W., Harting, P., & van Oordt, J. W. L. (1860). Verslag over den paalworm: uitgegeven door de Natuurkundige afdeeling der Koninklijke akademie van wetenschappen (Vol. 1). CG van der Post.