Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Vogels tellen en meer

Door: Gerbrand Gaaff
Datum: 20 november 2014

In het waddengebied worden al sinds jaar en dag vogels geteld. Aantallen alleen kunnen een onvolledig beeld geven van de situatie van een bepaalde soort. Zo werden er jarenlang grote aantallen scholeksters geteld, maar toen bekend werd dat een groot deel van de populatie uit bejaarde vogels bestond, werd duidelijk dat het helemaal niet zo goed ging met deze soort. Als telresultaten op deze manier worden gecombineerd met de resultaten van demografisch onderzoek spreken de onderzoekers over 'geïntegreerde populatiemonitoring'. Onlangs is dit voor 54 soorten wadvogels uitgewerkt.

Het hele jaar door zijn vrijwilligers en onderzoekers bezig met het systematisch tellen van de vogels in het waddengebied. Dit gebeurt vooral onder de vlag van SOVON Vogelonderzoek Nederland. De tellingen zijn zodanig geprofessionaliseerd dat er voor elke soort betrouwbare tijdreeksen vanaf 1975 tot heden beschikbaar zijn.

Demografie

De demografische gegevens die voor veel soorten worden onderzocht zijn de reproductie, sterfte en migratie. Dit onderzoek wordt gecoördineerd door het Vogeltrekstation - centrum voor vogeltrek en - demografie - , dat onder het NIOO-KNAW valt. Hiertoe worden vogels gevangen en geringd. Tegelijkertijd worden geslacht en leeftijd vastgesteld. Als een dode vogel met ring wordt teruggevonden worden de gegevens doorgegeven aan een centrale registratie. Door kleurringen te gebruiken wordt deze methode veel gedetailleerder. Een kleurring bevat een cijfercombinatie die ook, met een goede telescoop, af te lezen is bij levende vogels. Deze arbeidsintensieve methode wordt niet voor alle soorten toegepast.

Integratie

Een team van onderzoekers onder leiding van Henk van der Jeugd van het Vogeltrekstation heeft de telgegevens en demografische gegevens voor 54 soorten vogels uit het waddengebied naast elkaar gelegd. Van 27 soorten waren de demografische gegevens afkomstig uit langlopend onderzoek, en konden deze geïntegreerd worden in een voorspellend computermodel. Voor de rotgans, de bonte strandloper, de blauwe kiekendief en de grote stern waren de resultaten van het demografisch onderzoek zo compleet, dat er voor die soorten een volledig geïntegreerd populatiemodel kon worden opgesteld.

Casus lepelaar

De populatie lepelaars in het waddengebied groeit nog steeds. In één kolonie (die op de Schiermonnikoger kwelder) is intensief demografisch onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat, naarmate de kolonie groter wordt, de reproductie en de overleving van de vogels afneemt. De computermodellen, waarin tellingen en demografische gegevens worden gecombineerd, voorspellen dan ook dat de groei in alle waddenkolonies binnenkort zal stagneren.

Casus blauwe kiekendief

Tot aan 1994 was er sprake van een opmars van de blauwe kiekendief in het waddengebied. Maar daarna ging het bergafwaarts. Hier en daar broedt nog een paartje. Alleen op Texel is met acht broedparen nog sprake van een bolwerkje. Voor deze soort waren de gegevens zo volledig dat een geïntegreerd populatiemodel kon worden opgesteld. Dat model laat goed zien waar het mis gaat. Op zich is het broedssucces per paartje prima op niveau, vergelijkbaar met dat van de groeiende kolonies op de Orkney-eilanden. Maar de overleving, zowel van eerstejaars vogels als van oudere dieren, is sterk gedaald. Dit houdt waarschijnlijk verband met een verminderde beschikbaarheid van prooidieren (konijnen, woelmuizen) buiten het broedseizoen. Een beheer dat is gericht op een toename van het kleine zoogdierenbestand zou de teloorgang van de kiek kunnen stoppen.

Casus grote stern

Er is maar één soort waarvoor de modellen een zekere toekomstige groei van de waddenpopulatie laten zien: de grote stern. Omdat ook deze soort uitgebreid is onderzocht op demografische parameters mag de voorspelling als betrouwbaar worden gezien. Intensief onderzoek aan de populatie op Griend zorgde voor zoveel gegevens, dat de modellen tot in veel details gevuld en getest konden worden. Op één punt maakten de sterns het de onderzoekers moeilijk: hun grillige immigratie- en emigratiegedrag bleek nog niet goed te modelleren.

Prioriteiten

Doel van het onderzoek was om vast te stellen of de geïntegreerde monitoring van vogelsoorten waardevolle informatie oplevert voor bescherming en beheer van de vogels. Dat is zeker zo, maar het onderzoek dat nodig is om alle demografische parameters van een vogelsoort goed vast te stellen vergt enorm veel inzet, kennis en vaardigheden. Daarom stellen de onderzoekers voor om deze methode toe te passen op een selectie van  soorten: lepelaar, rotgans, pijlstaart, topper, eider, grote zaagbek, blauwe kiekendief, scholekster, kluut, zilverplevier, kanoet, drieteenstrandloper, bonte strandloper, rosse grutto, wulp, zwarte ruiter, grote stern, visdief, noordse stern en zwarte stern. Voor de meeste van deze soorten loopt al een demografisch onderzoeksprogramma, dat echter vaak bijstelling of uitbreiding verdient.

Bronnen:

van der Jeugd HP, Ens BJ, Versluijs M, Schekkerman H, 2014. Geïntegreerde monitoring van vogels van de Nederlandse Waddenzee. Vogeltrekstation rapport 2014-01. Vogeltrekstation, Wageningen, Sovon-rapport 2014/18, Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

Website SOVON: https://www.sovon.nl/
Website Vogeltrekstation: http://www.vogeltrekstation.nl/