Zeezwijnen met haakneuzen
Door: Hans Revier
Datum: 2 oktober 2014
De kolonie van honderden grijze zeehonden, die zich op de Richel langs de vaargeul naar Vlieland heeft gevestigd, is voor passagiers op de veerboten een bezienswaardigheid van de eerste orde. Eeuwen lang was deze zeehondensoort in onze kustwateren afwezig. Maar sinds de jaren tachtig heeft de populatie in de Waddenzee zich spectaculair hersteld. Uit langjarig onderzoek blijkt dat immigratie uit Groot-Brittannië een belangrijke bijdrage levert aan deze groei.
Haakneus
De grijze zeehond (Halichoerus grypus) is minder talrijk in de Waddenzee, rond de 3000 dieren, dan de gewone zeehond (Phoca vitulina), ruim 7500. De dieren zijn groter en zwaarder, volwassen mannetjes kunnen een gewicht van 350 kilo bereiken. Verder hebben ze een opvallende lange snuit. De soortsnaam grypus betekent dan ook ‘haakneus’ (Halichoerus betekent overigens ‘zeezwijn’). Krijgt de gewone zeehond zijn jongen in mei en juni, de grijze zeehond werpt zijn pups midden in de winter. De pups hebben een opvallend witte vacht en blijven gemiddeld 28 dagen aan land voordat ze zich in het water wagen. De jongen van de gewone zeehond, daarentegen, kunnen na de geboorte al met de eerste vloed met de moeder mee. In de Noordzee leven de meeste grijze zeehonden rond de Schotse eilanden en langs de Britse kust. Hier leeft ongeveer 40% van alle grijze zeehonden van de wereld en 95% van alle grijze zeehonden van Europa.
Jacht
Uit gevonden botresten in terpen kunnen we afleiden dat in vroeger tijden de grijze zeehond algemeen in het waddengebied voorkwam. Omdat de pas geboren jongen aan land blijven, waren ze een makkelijke prooi voor jagers. Omstreeks de zesde eeuw verdween de grijze zeehond uit het waddengebied. Ook in andere delen van de Noordzee namen de aantallen door de jacht sterk af. Alleen op een paar afgelegen plekken in Groot-Brittannië kon de soort zich handhaven. Toen daar in 1914 een jachtverbod werd ingesteld, namen de aantallen weer toe en bevolkte de grijze zeehond ook weer andere kustgebieden.
Tellingen
Vanaf de jaren vijftig werden incidenteel grijze zeehonden in de Nederlandse Waddenzee waargenomen. In 1980 ontstond de eerste kolonie op de zandplaat de Richel, waar in 1985 de eerste pup is geboren. Vanaf 1985 zijn de aantallen grijze zeehonden (volwassen dieren en pups) precies bijgehouden. Eerst met behulp van tellingen vanaf een schip, in 2001 is dit uitgebreid met tellingen vanuit de lucht. Gedurende drie periodes zijn elk jaar de grijze zeehonden geteld: tijdens de periode in de winter als de pups geboren worden, in het voorjaar in de ruiperiode en in de zomer als de dieren voornamelijk voedsel zoeken. De resultaten van deze tellingen, aangevuld met gegevens van gezenderde en gemerkte zeehonden, zijn verwerkt in een wiskundig model.
Toeristen
In 2012 telden de onderzoekers 3062 grijze zeehonden, waaronder 412 pups. Uit het model kon men afleiden dat de groei van de populatie in de Waddenzee rond de 19% ligt. Vergeleken met andere populaties, in Canada ligt het rond de 12%, een erg hoge waarde. De onderzoekers concludeerden dat de sterke groei alleen verklaard kon worden uit immigratie van grijze zeehonden uit Groot-Brittannië. Naar schatting komt 35% van de jaarlijkse groei van de Waddenzeepopulatie door Britse dieren die op jonge leeftijd naar de Waddenzee migreren. Maar het aantal grijze zeehonden in de Nederlandse Waddenzee wordt niet alleen beïnvloed door zeehonden die hier komen om te blijven. Uit de jaarlijkse tellingen blijkt dat er tijdens de rui in het voorjaar en tijdens het zomerseizoen meer volwassen grijze zeehonden in het gebied verblijven, dan je op basis van de aantallen vrouwtjes die hier een pup krijgen zou verwachten. Dit duidt op tijdelijke bezoekers, zogenaamde ‘toeristen’, die het gebied alleen in de zomer of het voorjaar bezoeken maar hun pup elders ter wereld brengen. Dat grijze zeehonden grote afstanden kunnen zwemmen blijkt ook uit gegevens van gezenderde zeehonden. Vier zeehonden die in 2005 met behulp van een satelliet werden gevolgd bleken in de zomer vanuit de Waddenzee over te steken naar Groot-Brittannië. Twee daarvan bereikten zelf de Orkney-eilanden, een tocht van bijna 1000 kilometer. Waarna in de winter weer de vertrouwde zandbank langs de vaargeul naar Vlieland werd opgezocht.
Bronnen:
Brasseur, S. M., Polanen Petel, T. D., Gerrodette, T., Meesters, E. H., Reijnders, P. J., & Aarts, G. (2014). Rapid recovery of Dutch gray seal colonies fueled by immigration. Marine Mammal Science.