De waddenrovers blijken dames
Door: Gerbrand Gaaff
Datum: 19 maart 2015

Een garnalenkotter stoomt door een geul in de Waddenzee. De netten hangen langszij om schoon te spoelen. Aan dek wordt de vangst gezeefd. Alles wat groter is dan een garnaal spoelt via de loosgaten weer terug naar zee. Dat vormt een gespreid banket voor een grote zwerm meeuwen, die achter de kotter aan vliegt. Meestal zijn dat veel zilvermeeuwen, maar ook wel kleine mantelmeeuwen. Kunnen die vogels nog wel overleven als de vissers in de toekomst hun bijvangst niet meer overboord mogen zetten?
Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam, IMARES en het Koninklijk Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) hebben zich in een onderzoek dat is uitgevoerd tussen 2008 en 2012 speciaal gericht op de kleine mantelmeeuwen. Deze soort stond bekend als een echte “zeerover”: vanuit de broedkolonies op de Waddeneilanden vliegen ze tientallen kilometers ver de Noordzee op om te foerageren. Van nature jagen ze dan op vis die aan de oppervlakte zwemt, zoals haring vaak doet. Maar meer en meer meeuwen specialiseren zich in het bemachtigen van de overboord gezette bijvangst van vissersschepen. En sommige kleine mantelmeeuwen verleggen hun foerageergebied naar de Waddenzee. Zij dit steeds dezelfde vogels of telkens weer andere?
Vissers en vogels gevolgd
Alle Nederlandse kotters die groter zijn dan 15 meter, zijn aangesloten op een systeem dat VMS (vessel monitoring system) heet. Een GPS-transponder legt precies de positie en de koers van het schip vast. Deze data worden door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit beschikbaar gesteld voor onderzoeksdoeleinden. Op deze manier konden de onderzoekers precies in kaart brengen waar en wanneer er vissersschepen actief waren in de Waddenzee.
Bij de meeuwen was zoiets nog niet geregeld. De onderzoekers moesten zelf 46 volwassen kleine mantelmeeuwen vangen en voorzien van een rugzakje met een GPS-datalogger, functionerend op zonne-energie. Dit deden ze in de kolonie in de Kelderhuispolder, in het zuidelijke duingebied op Texel. Op deze manier konden ze het individuele foerageergedrag vastleggen.

Dames naar de wadden
Van de 46 meeuwen die voorzien waren van een logger waren er acht die zich specialiseerden in het foerageren in de wadgeulen. Dit waren allemaal vrouwtjes, en ze gingen ook elke keer achter de waddenkotters aan. Dat konden de onderzoekers vaststellen aan de hand van de GPS-gegevens en voedselonderzoek. Het merendeel van het dieet van deze vogels bestond uit bodemvis. Normaal gesproken krijgt een kleine mantelmeeuw die vis alleen maar te pakken als hij net van het dek van een kotter gespoeld is, of de vis is blijven steken in het net dat langszij hangt. De mannetjes en de overige vrouwtjes gingen traditiegetrouw allemaal naar de Noordzee, waar ze overigens ook vooral op bijvangst aasden. Dit soort verschillen in foerageergedrag tussen de geslachten zie je wel vaker in het dierenrijk. Het is waarschijnlijk een strategie om de risico's van veranderingen in de foerageergebieden te spreiden. Waarom het vooral vrouwelijke kleine mantelmeeuwen zijn die zich op de waddenkotters zijn gaan richten, is vooralsnog een onopgelost raadsel.

In het weekend aan de friet
De vrouwelijke waddenrovers hebben een vierdaagse werkweek op de wadden. De kotters vissen namelijk van maandag tot en met donderdag. Op vrijdag, zaterdag en zondag is er vrijwel geen visser die nog bijvangst overboord zet. Het blijkt dat de vrouwelijke kleine mantelmeeuwen die doordeweeks achter de kotter vliegen in het lange weekend hun kostje op het land bij elkaar scharrelen. Dan eten ze insecten, kleine zoogdieren en menselijk afval, zoals friet.
Aanlandplicht
Tot voor kort mochten de vissers alles wat ze niet wilden verkopen weer overboord zetten. Maar sinds 1 januari geldt voor de visserij op pelagische soorten al een aanlandplicht voor de bijvangst, en in 2019 moet de bodemvissers ook alle soorten vis waarvoor een vangstbeperking (quota-regeling) geldt aan land brengen, hoe klein dan ook. Of deze regeling ook gaat gelden voor de garnalenvisserij is nog een punt van discussie, maar het is wel duidelijk dat de meeuwen die van bijvangst leven het slechter krijgen. De onderzoekers stellen dat dat voor de kleine mantelmeeuwen geen ramp hoeft te zijn. Het onderzoek laat immers zien dat deze soort kan omschakelen van het ene naar het andere foerageergebied, en ook van zee naar land. Wel is het gewenst dat de invoering van de aanlandplicht voor bijvangst geleidelijk gaat, zodat de meeuwen de tijd hebben om definitief om te kunnen schakelen.
Bronnen:
Tyson, C., Shamoun-Baranes, J., Van Loon, E. E., Camphuysen, K. (C. J.), and Hintzen, Niels T. Individual specialization on fishery discards by lesser black-backed gulls (Larus fuscus). – ICES Journal of Marine Science.
Kees (CJ) Camphuysen, Jacintha van Dijk, Hans Witte & Nora Spaans (2008): De voedselkeuze van Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen en andere indicaties die aanwijzingen geven over het
ruimtegebruik van deze vogelsoorten in de Noord-Hollandse kustwateren. NIOZ-rapport 2008-12, webversie