Kokkeltjes clusteren
Door: Tim van Oijen
Datum: 17 september 2015
In de Waddenzee zit volgens recente tellingen een historisch groot aantal meerjarige kokkels. De kokkel profiteerde van het verbod op de mechanische kokkelvisserij en van een aantal zachte winters. Hoe goed een kokkelpopulatie het doet, is sterk afhankelijk van hoeveel jonge kokkeltjes het eerste levensjaar overleven. Welshe biologen namen de verspreidingspatronen van pas gevestigd kokkelbroed onder de loep en probeerden grip te krijgen op de factoren die de sterfte bepalen.
Kokkels planten zich, net als andere tweekleppigen, voort door voortplantingscellen in het water vrij te laten. Hierna vindt de bevruchting plaats. De larven verblijven een aantal weken in de waterkolom alvorens ze zich op de bodem vestigen. Het erna volgende postlarvale stadium is cruciaal in de ontwikkeling van de populatie. In dit stadium treedt meestal hoge sterfte op, onder meer door predatie door jonge krabben en garnalen.
Verspreidingspatronen
Inzicht in de verspreidingspatronen van de jonge kokkels kan meer inzicht geven in de processen die de aantallen kokkels bepalen. Op de schaal van hectares en groter is er al veel kennis. Zo is bekend dat pas gevestigde kokkels minder ver verspreid zijn dan volwassen dieren. Het verspreidingspatroon lijkt eerst vooral te worden bepaald door passieve depositie van kokkelbroed op plekken met lage stromingssnelheden. Die depositie wordt mede beïnvloed door de aanwezigheid van mosselbanken omdat er bij de banken stromingsluwe plekken zijn. De verdere verspreiding van oudere dieren komt door migraties van de jonge kokkels. Deze zijn namelijk in staat om zich opnieuw in de waterkolom te begeven en zich met zogeheten byssusdraden met de stroming mee te laten voeren.
Er is echter weinig kennis over de verspreiding van kokkelbroed op de schaal van vierkante meters. Welshe wetenschappers hebben hier een onderzoek naar uitgevoerd bij de monding van de rivier de Dee aan de westkust van Groot-Brittannië. Uit dit onderzoek bleek dat in juni, kort na de vestiging op de bodem, de verspreiding van het broed sterk geaggregeerd was. Het broed vormde clusters van 10 tot 14 meter breed die 16 tot 20 meter uit elkaar lagen. In oktober was het broed meer willekeurig verspreid, met clusters die kleiner in omvang waren. De verspreiding was vergelijkbaar in maart, met wel een nog wat toegenomen clustering. Ook op deze schaal ligt de verklaring voor de meer willekeurig verspreiding waarschijnlijk in de verplaatsing van de jonge kokkels met hulp van byssusdraden. De clustering houdt mogelijk verband met variaties in voedselbeschikbaarheid. Hoewel het wad op deze schaal een homogene omgeving lijkt, zijn er toch verschillen tussen poeltjes, met vaak meer algen, en hoger gelegen delen.
Krabben
Een andere mogelijke verklaring voor de geclusterde verspreiding van het broed is dat de predatiedruk door bijvoorbeeld krabben hierdoor lager zou zijn. Als meerdere krabben op de larven jagen, zou bij een geclusterde verspreiding meer competitie tussen de krabben ontstaan. Deze toegenomen intraspecifieke competitie kan ertoe leiden dat de krabben meer tijd bezig zijn met het verjagen van hun concurrenten dan bij een meer willekeurige verspreiding van de postlarven. Bij onderzoek in een laboratoriumopstelling kon dit effect echter niet worden vastgesteld. Waarschijnlijk is vooral het omgekeerde waar: als kokkelbroed in grote clusters aanwezig is, loopt het broed juist meer risico om predatoren aan te trekken.
Bron
Whitton, T.A., S.R. Jenkins, C.A. Richardson en J.G. Hiddink (2015). Changes in small scale spatial structure of cockle Cerastoderma edule (L.) post-larvae. Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 468, 1-10.