Het Deense waddeneiland Rømø en de walvisvaart
Door: Hans Revier
Datum: 11 februari 2016
Het overgrote deel van de mannelijke bevolking van het Deense waddeneiland Rømø ging in de achttiende eeuw op walvisvaart. Dit bracht niet alleen welvaart op het eiland maar veranderde ook de sociale structuur. In afwezigheid van de mannen bestierden vrouwen de landbouw en namen dochters in plaats van zonen de boerderijen over.
Wie de Nederlandse Waddeneilanden bezoekt, ziet sporen van de walvisvaart waarmee eilanders in vroeger tijden hun brood konden verdienen. Tuinhekken van walviskaken, de commandeurshuizen en rijk versierde grafstenen herinneren aan de tijd dat de jacht op walvissen in noordelijke wateren welvaart naar de eilanden bracht. Ook inwoners van het Duitse en Deense waddenkustgebied waren hierin actief.
Het Deense waddeneiland Rømø bezat in de zeventiende eeuw de op twee na grootste vloot vissersschepen van Denemarken. De inwoners kozen de zee om in hun levensonderhoud te voorzien omdat de landbouw, die alleen op het oostelijk deel van het eiland werd uitgeoefend, daarvoor te weinig opbracht. Maar in 1644, tijdens de Deens-Zweedse oorlog in de laatste jaren van de dertigjarige oorlog, verbrandde het Zweedse leger het grootste deel van deze vissersvloot. Op zoek naar werk vonden de ervaren zeelui van Rømø werk in de zeehondenjacht en de Duitse en Hollandse walvisvaart. In het begin van de achttiende eeuw ontstond er steeds meer vraag naar bemanningsleden voor de vaak gevaarlijke tochten naar Spitsbergen en Groenland. Tussen 1700 en 1825 bestond de bemanning van bijvoorbeeld de Hollandse walvisvaarders voor tweederde uit vreemdelingen.
Scheepsbazen
Voordat de vissers van Rømø actief werden in de walvisvaart bezeilden ze al de havens aan de Elbe en Amsterdam. Vanuit die relaties was het relatief eenvoudig emplooi te vinden in de walvisvaart. De scheepsbazen of commandeurs van het eiland waren gewild. Gewoonlijk namen zij als bemanning familieleden of bekenden van het eiland mee. Dat had als voordeel dat de scheepsbaas kon bogen op goed getrainde en te vertrouwen zeelieden. Gedurende de zomermaanden, als de mannen op zee waren, zwaaiden de vrouwen de scepter op de boerderijen en waren in feite de baas op het eiland. De boerderijen, waar een paar koeien en schapen werden gehouden, waren weliswaar niet de grootste bron van inkomsten, maar wel een stabiele factor in de eilander economie. Men kon het er een tijdje mee uitzingen als de inkomsten uit zee wegvielen. De grote rol van de vrouwen komt tot uiting in de overdracht naar volgende generaties. Steeds vaker verliep die in de loop van de achttiende eeuw via de vrouwelijke lijn. Dochters en schoonzonen namen de boerderij over en zorgden voor de oude dag van hun familie.
Welvaart
Het geld dat de scheepsbazen en hun bemanning in de walvisvaart verdienden bracht welvaart naar het eiland. Dit blijkt mede uit de groei van de bevolking: van ongeveer 900 inwoners in 1650 tot 1522 in 1801. Men investeerde in de bouw van huizen en boerderijen, kocht land aan en kon leningen verstrekken aan familieleden en buren. De boerderijen werden voorzien van fraai metselwerk en muren met Nederlands tegelwerk. En de rijk versierde zandstenen grafstenen houden de herinnering aan de scheepsbazen levend. Ook in de kleding van de vrouwen van Rømø kwam de relatieve rijkdom tot uiting. Wellicht noodgedwongen -ze moesten de boerderij runnen en hadden geen tijd om zelf textiel te maken- droegen ze kleding gemaakt van geïmporteerde stoffen zoals katoen. In de negentiende eeuw, toen de walvisvaart in belang afnam, werkten de zeelui van Rømø nog een tijd in de IJslandse visserij en de Deens koopvaardij. Heden ten dage is het toerisme de belangrijkste factor in de economie van het eiland. In het fraaie, in 1749 gebouwde, Kommandørgården (commandeurshuis) is nu een museum gevestigd dat de historie van de zeevaart belicht.
Bronnen:
Ax, C. F. (2015). Greenland whalers and life on a Wadden Sea Island in the eighteenth century. International Journal of Maritime History, 27(4), 680-695.
Wadweten 7 november 2013. Ook Texelaars naar de IJszee.