Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Kiest de wadvogel een passende bank?

Door: Tim van Oijen
Datum: 22 september 2016

Door de komst van de Japanse oester is een deel van de mosselbanken in de Waddenzee geleidelijk aan veranderd in gemengde mossel-oesterbanken. Biologen vroegen zich af of het oesteraandeel van een bank een effect heeft op de wadvogels die er naar voedsel zoeken. Een paar soorten, waaronder notoire schelpdiereters, lijken oesterarme banken te prefereren, maar de meeste lijkt het niet veel uit te maken.

De Japanse oester is een invasieve soort die zich sinds de jaren tachtig vanuit kweekpercelen in Zeeland en nabij het Duitse Waddeneiland Sylt over de Waddenzee heeft verspreid. Natuurbeschermers vreesden voor een verdringing van de mosselen, maar in de praktijk blijken beide tweekleppigen vaak samen te leven in gemengde schelpdierbanken. Die banken hebben nog steeds een hoge biodiversiteit, met een rijke vertegenwoordiging van krabben, wormen en andere diergroepen. Toch kunnen de oesters een negatieve invloed hebben op vogelsoorten die op de banken hun voedsel zoeken. Ten eerste strijden oesters en mosselen om hetzelfde voedsel. Ze filteren beide algen uit het water en uit onderzoek is gebleken dat deze concurrentiestrijd een nadelige invloed heeft op de kwaliteit van de mosselen. Ten tweede kunnen door de oesters kleine mosseltjes minder goed bereikbaar zijn voor vogels.

Biologen hebben in een veldstudie de effecten van het oesteraandeel van een bank op de vogelpopulaties nader onderzocht. Ze bekeken eerst welke wadvogels een sterke voorkeur voor schelpdierbanken hebben en welke liever op de wadplaten hun kost vergaren. Vervolgens onderzochten ze of onder de vogelsoorten die banken frequenteren, het aandeel oesters een effect heeft op hun aanwezigheid. De onderzoekers deden hiertoe vogeltellingen bij achttien schelpdierbanken in de Waddenzee die varieerden in het percentage oesters.

Notoire schelpdiereters

Tijdens het onderzoek werden vijftig vogelsoorten gespot, waarvan ongeveer de helft regelmatig aanwezig was op het wad. Het overgrote deel van deze vogels werd even vaak of vaker op schelpdierbanken gezien dan op het omliggende wad. Grote uitzonderingen waren de drieteenstrandloper en de bontbekplevier, die een regelrechte afkeer van de banken hebben.  De eidereend, groenpootruiter, regenwulp, tureluur, steenloper, lepelaar en zilvermeeuw hadden een bijzonder sterke voorkeur voor schelpdierbanken. Ook de meest algemene soort op de banken, de scholekster, was daar duidelijk meer aanwezig dan op het wad.

Van slechts vier soorten was de aanwezigheid duidelijk lager naarmate het aandeel oesters op een bank toenam: scholekster, kanoetstrandloper, stormmeeuw en bonte strandloper. De scholekster en de kanoetstrandloper zijn van deze soorten notoire schelpdiereters. Bij twee andere grote schelpdiereters, de zilvermeeuw en de eidereend, werd geen negatief verband tussen hun aanwezigheid en het aandeel oesters gevonden. De zilvermeeuw is een alleseter en kan zich dus ook met andere prooien voeden zoals krabben. Verder eet hij vooral de piepkleine mosselen en zoekt hiervoor met name jonge mosselbedden op. In oudere mosselbanken, waar de huidige studie zich op richt, zijn deze mosseltjes ook zonder oesters onbereikbaar. Voor de eidereend is er een vergelijkbare verklaring want deze heeft ook krabbetjes op het menu staan. Daarnaast zoekt deze soort graag de permanent onder water gelegen banken op, waar de mosselen van de hoogste kwaliteit zijn. Relatief hoog gelegen banken bestaan vaak voor een groot deel uit mosselen, omdat oesters minder goed met lange droogvalduur om kunnen gaan. De droogvalduur kan echter ook de mosselkwaliteit verminderen waardoor je dus door mosselen gedomineerde banken kunt aantreffen waarvan de mosselen minder van kwaliteit zijn. Samengevat geldt voor de eidereend: liever een goede kwaliteit mosselen van een sublitorale gemengde bank dan die armetierige mosseltjes op de litorale mosselbanken. De onderzoekers vonden inderdaad een negatief verband tussen de kwaliteit van de mossels op een bank en de aantallen eidereenden die er foerageren.

Profiteur

Hoe zit het dan met de stormmeeuw en de bonte strandloper? Dat zijn geen grote schelpdiereters maar ze zijn toch minder aanwezig naarmate het aandeel oesters toeneemt, hoe is dat te verklaren? Voor de stormmeeuw zou dat wel eens kunnen komen doordat hij een slimme profiteur is. Waar scholeksters zijn, vind je vaak ook stormmeeuwen. De scholeksters zijn handig met mosselen maar hebben wel wat tijd nodig voor het openbreken van de schelp. Dit biedt de kans aan de meeuwen om een graantje mee te pikken. En aangezien de scholeksters minder op de banken met oesters zitten, zullen de stormmeeuwen er daardoor mogelijk ook minder talrijk zijn. Voor de bonte strandloper hebben de biologen een andere verklaring. Deze vogels eten namelijk niet op de delen van de mosselbank die met mosselen bedekt zijn, maar voeden zich met de wormen in de open delen ertussen. In oesterbanken hogen deze plekken op tot modderige heuvels die mogelijk minder interessant zijn voor de strandlopertjes.

Bron

Waser, A.M., S. Deuzeman, A.K. wa Kangeri, E. van Winden, J. Postma, P. de Boer, J. van der Meer en B.J. Ens (2016). Impact on bird fauna of a non-native oyster expanding into blue mussel beds in the Dutch Wadden Sea. Biological Conservation 202, p. 39-49.