Zeehonden eten wat de pot schaft

Door: Hans Revier
Datum: 2 juni 2016

Onderzoek naar de maaginhoud van dode zeehonden geeft informatie over het voedselgedrag, maar is een momentopname. Een analyse van de stabiele isotopen in de snorharen vertelt meer over de veranderingen in het dieet door het jaar heen. Hieruit blijkt dat de zeehonden bij het Duitse eiland Sylt, afhankelijk van de tijd van het jaar, de vis eten die dan voorhanden is. Zelfs pijlinktvissen staan op het menu.

Stabiele isotopen

Isotopen zijn atomen van hetzelfde chemische element, en dus met hetzelfde aantal protonen, waarin het aantal neutronen in de atoomkern verschilt. Van veel elementen komt in de natuur een mengsel van isotopen voor. De verhouding waarin deze isotopen voorkomen in een monster kan heel nauwkeurig worden bepaald met behulp van massaspectrometrie. In een organisme geeft de verhouding tussen de verschillende isotopen informatie over de voedingsgewoonten. Ruwweg bestaat dierlijk weefsel uit zo’n 40 % koolstof en 10% stikstof, die beiden door voeding verkregen zijn. Door de stabiele isotopen van koolstof (C-12 en C-13) en stikstof (N-14 en N-15) uit een dier te vergelijken met die van mogelijke prooidieren krijg je een beeld van het voedselgedrag.

Snorharen

In het onderzoek naar de zeehonden op het Duitse Waddeneiland Sylt analyseerde men de stabiele isotopen in de snorharen. Daartoe sneed men de snorharen in kleine stukjes (1 tot 2 mm), die vervolgens werden vermalen om met behulp van een massaspectrometer te analyseren.

De snorharen groeien dagelijks en uit veranderingen in de stabiele isotopenverhouding konden de onderzoekers afleiden wat de zeehonden in verschillende periodes van het jaar aten. De 23 dode zeehonden die werden onderzocht behoren tot een kolonie van ongeveer 500 dieren die tussen Sylt en het Deense eiland Rømø leeft. In deze baai werd ook in alle seizoenen de visstand bijgehouden en de verhouding van de stabiele isotopen in de aanwezige vissoorten en pijlinktvissen vastgesteld. Deze verhouding werd vergeleken met die in de snorharen van de zeehonden.

Pijlinktvissen

De seizoensveranderingen in de visstand in het onderzoeksgebied waren vergelijkbaar met die in de rest van de Waddenzee. Vooral in voorjaar en zomer profiteren de zeehonden van de relatief hoge visstand in de Waddenzee tussen Sylt en Rømø. Als in herfst en winter de visstand afneemt trekken de zeehonden verder de Noordzee op. De analyse van de stabiele isotopen in de snorharen bevestigde dit, maar over het specifieke voedselgedrag op de Noordzee konden geen uitspraken gedaan worden. In voorjaar en zomer bleken de zeehonden behoorlijk opportunistisch te zijn in hun eetgedrag. In het voorjaar stond vooral pelagische –vrij zwemmende– vis op het menu als haring en zandspiering. In de zomer schakelden de zeehonden over op meer aan de bodem gebonden vissoorten als schar, bot en schol. Eigenlijk komt het er op neer dat ze de vissoorten eten die op dat moment voorhanden zijn in hun foerageergebied. Dat verklaart ook het feit dat de in dit deel van de Waddenzee in het voorjaar algemeen voorkomende pijlinktvis (Loligo spp.) in dat seizoen een belangrijk deel van het zeehondendieet uitmaakte.

De Waddenzee tussen Sylt en Rømø is dus niet alleen van belang als rust- en broedplaats voor deze zeehondenpopulatie maar is gedurende voorjaar en zomer het belangrijkste foerageergebied. Nader onderzoek zal moeten vaststellen hoe het voedselweb in dit deel van de Waddenzee daar door beïnvloed wordt.

Bron

de la Vega, C., Lebreton, B., Siebert, U., Guillou, G., Das, K., Asmus, R., & Asmus, H. (2016). Seasonal Variation of Harbor Seal's Diet from the Wadden Sea in Relation to Prey Availability. PloS one, 11(5), e0155727.