Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Bodemhoppers

Door: Tim van Oijen
Datum: 21 september 2017

Het is een drukke boel in het bovenste laagje van de wadbodem. Onderbelicht, maar in zandige wadplaten zeer talrijk, zijn de roeipootkreeftjes. Deze kleine kreeftachtigen komen geregeld uit de bodem tevoorschijn om te paren of om een voedselrijkere plek op te zoeken. Uit onderzoek is gebleken dat het van de soort afhangt of ze dit vooral ’s nachts of overdag doen.

Roeipootkreeftjes of copepoden zijn er in allerlei soorten en maten. Soorten van de orde van de harpacticoïden leven meestal in of nabij de bodem en zijn vaak maar enkele millimeters lang. Het eerste paar antennes is heel kort, in tegenstelling tot die van in de waterkolom levende soorten. Het voedsel van harpacticoïde copepoden (hierna: copepoden) bestaat uit bacteriën en fijn organisch materiaal.

Biologen hebben met een veldstudie geprobeerd te weten te komen wanneer copepoden die in droogvallende, zandige wadplaten huizen, tevoorschijn komen. Bij eerdere studies op permanent onder water liggende slikplaten en zeegrasvelden werd gevonden dat de diertjes vaak ’s nachts uit het sediment komen. De verklaring hiervoor is dat de predatiedruk overdag groter is.

Planktonvallen

De wetenschappers deden het onderzoek op een wadplaat bij het Duitse Waddeneiland Wangeroog. Ze plaatsten cilindervormige planktonvallen met een doorsnede van tien centimeter en een hoogte van twintig centimeter. De cilinders werden vijf centimeter in het sediment gedrukt en van boven afgesloten met een deksel. In de cilinder zat een omgekeerde trechter. Een copepode die uit het sediment naar boven de trechter in zwemt, belandt in een apart compartiment waar hij niet of heel moeilijk meer uit kan ontsnappen. Gedurende vier opeenvolgende getijcycli werden bij laagwater vallen geplaatst die na hoogwater weer werden geoogst. Hoogwater viel twee keer in de nacht en twee keer overdag. Elke keer werden de vallen geleegd en de copepoden gefixeerd in formaldehyde en gekleurd. Hierna werden ze in het laboratorium onder de microscoop op soort gebracht en geteld. Ook het sediment onder de vallen werd bemonsterd om het totale aantal copepoden dat zich in de bodem bevond te bepalen.

In totaal werden er meer dan zeventigduizend copepoden geteld, behorende tot zeventien verschillende soorten. Twee soorten waren dominant: Arenosetella tenuissima en Tachidius discipes. Een opmerkelijke uitkomst van het onderzoek was dat slechts een paar procent van de copepoden tijdens de observatieperiode uit de bodem kwam. Verder was er een grote variatie tussen de verschillende vallen, zowel in aantal als in soortsamenstelling. Dit duidt op een erg patchy verspreiding van de diertjes wat waarschijnlijk te maken heeft met lokale variaties in de wadbodem: dalletjes van golfribbels zijn rijker in organisch materiaal dan meer vlakke delen.

Tegengesteld gedrag

Bij het onderzoek bleken de copepoden, in tegenstelling tot wat bij slikplaten en zeegrasvelden was waargenomen, ’s nachts niet vaker tevoorschijn te komen dan overdag. Op soortsniveau was er echter wel een verschil in gedrag: de bij het bodemoppervlak levende Tachidius discipes kwam overdag meer tevoorschijn. De zich in de ruimtes tussen de zandkorrels ophoudende Arenosetella tenuissima liet zich ’s nachts meer zien.

De copepoden vormen met hun migratiegedrag een interessante link tussen het ecosysteem in de wadbodem en dat in de waterkolom. Ze maken zo de door bodembacteriën vastgelegde energie beschikbaar voor vissen als haring, spiering en sprot.

Bron

Segelken-Voigt, A., K. Gerdes, A. Wehrmann, P. Martínez Arbizu and T. Glatzela (2017). Light or tide? Effects on the emergence and recolonization of harpacticoid copepods from sand flats of the Wadden Sea (southern North Sea). Journal of Experimental Marine Biology and Ecology (in press).