De Chauken: ondernemende terpbewoners?
Door: Hans Revier
Datum: 30 november 2017
Volgens overleveringen, gebaseerd op Romeinse geschiedschrijvers, waren de Chauken oorlogszuchtige plunderaars. Maar uit archeologisch onderzoek komt van deze voormalige terpbewoners in het oostelijk waddengebied een ander beeld naar voren.
Aan het begin van onze jaartelling woonden oostelijk van de Friezen ook de Chauken in het noordelijk kustgebied. De Eems vormde waarschijnlijk de grens tussen de woongebieden van beide volken, maar ook de Lauwers –op de grens van Friesland en Groningen– wordt wel genoemd. In de eerste eeuw na Christus deden zich verschillende schermutselingen voor tussen de Germaanse volken en de Romeinen, die het gebied onder controle wilden brengen. Verschillende Romeinse geschiedschrijvers verhalen hierover, waarbij de Germanen en de Kelten worden afgeschilderd als primitieve oorlogszuchtige volken die zo veel beter af zouden zijn onder Romeins bewind. In een veel aangehaald citaat schrijft Plinius de Oudere over het marginale bestaan dat de Chauken ‘als schipbreukelingen’ leiden op de terpen. ‘En dat zijn nu de mensen die, wanneer ze worden overwonnen door het Romeinse volk, uitroepen dat ze worden verlaagd tot slavernij!’, zo concludeert hij aan het eind van zijn beschrijving.
Aardewerk
Uit archeologisch onderzoek op terpen blijkt dat in de eerste eeuw het een en ander veranderde in het noordelijk kustgebied. Zo vond men dat het toen in Noord-Nederland gebruikelijke aardewerk met streepbandmotieven vooral in Groningen vervangen werd door aardewerk met uitstaande randen. Dergelijk aardewerk was ook bekend uit opgravingen in aangrenzend Duitsland. Ook opvallend was de plotselinge toename van het aantal vondsten per vindplaats en de toename van het aantal nederzettingen in het Groninger wierdengebied in deze periode. Immigratie van de Chauken in het midden van de eerste eeuw is een mogelijke verklaring voor deze veranderingen. Omdat de nieuwe aardewerkvormen een tijdlang naast de oude vormen werden gebruikt en het streepbandmotief soms ook op de nieuwe vormen is aangebracht lijkt hier sprake van een geleidelijke overgang en intensieve contacten tussen de Chauken en de Friezen.
Boomstamkano’s
Uitwisseling van geschenken en huwelijkspartners stond vermoedelijk aan de basis van deze contacten. In hun nieuwe woonplaatsen bleven de vrouwen aardewerk in hun eigen stijl maken en konden nieuwe stijlelementen zich snel verspreiden. Aangenomen wordt dat al voor de Romeinse tijd de kustbewoners van het Nederlandse en Noordwest-Duitse kustgebied technologie en kennis met elkaar uitwisselden. Dit blijkt ook uit sterk op elkaar lijkende constructies van duikers en dammen die zowel in Vlaardingen als aan de oever van de Eems zijn gevonden. Omdat de kustbewoners gebruik konden maken van waterwegen hadden ze over grotere afstanden contact met elkaar. Schriftelijke Romeinse bronnen maken bijvoorbeeld gewag van boomstamkano’s. Dat daar maar enkele exemplaren uit opgravingen bekend zijn ligt waarschijnlijk aan het feit dat archeologisch onderzoek zich vooral concentreert op de terpen. Afgedankte kano’s of boten werden misschien afgezonken op plekken waar (nog) niet is opgegraven.
Verzet
Tacitus is de enige Romeinse geschiedschrijver die met enige bewondering schrijft over de Chauken. Hij noemt ze vredelievendheid, roemt hun moed en gevoel voor rechtvaardigheid en stelt dat ze onder de Germanen veel aanzien genieten. Uit de archeologische gegevens komt de intensieve omgang van de Chauken met hun buren naar voren. De vele natuurlijke waterwegen in het noordelijk kustgebied boden de mogelijkheid om eenvoudig met andere kustbewoners een uitgebreid sociaal netwerk op te bouwen. De komst van de Romeinen verstoorde dit en gaf aanleiding tot verzet. De uit de Romeinse geschiedschrijving overgeleverde oorlogshandelingen van de Chauken en andere Germaanse volken zijn waarschijnlijk daarop terug te voeren.
Bronnen:
Nieuwhof, A. (2017). Het imago van de Chauken: Plunderende zeerovers of ondernemende terpbewoners? Archeologie in Nederland, 1(2), 26-33.
Nieuwhof, A., & Schepers, M. (2016). Living on the Edge: Synanthropic Salt Marshes in the Coastal Area of the Northern Netherlands from around 600 BC. Archaeological Review from Cambridge, 31(2), 48-74. l
Filmpje over archeologisch onderzoek op de terp van Ezinge:
https://www.youtube.com/watch?v=b2eLjuyoV-w