Op een oester
Door: Tim van Oijen
Datum: 1 november 2018
Oesterriffen zijn een hotspot voor biodiversiteit. Niet alleen tussen de oesterschelpen wemelt het van het leven. Uit Iers onderzoek blijkt dat er tientallen planten- en diersoorten op de buitenkant van de oesterschelpen huizen. De soortensamenstelling van deze aangroei verschilt verrassend veel tussen de platte en de Japanse oester.
Op bijna elk oppervlak onder water groeien kleine planten en dieren aan. Op zand, op stenen, maar ook op schilden of schelpen. Krabbenschilden zijn vaak rijk begroeid met algen of zelfs anemonen. In Ierland is een studie uitgevoerd naar de aangroei op oesterschelpen. Net als in Nederland werd de Japanse oester er decennia geleden ingevoerd door oesterkwekers. Ook in Ierland breidde de soort zich buiten de kweekpercelen uit. In het Noord-Ierse Strangford Lough, een inham van de Ierse Zee met een oppervlakte van 150 vierkante kilometer, komen zowel de platte als de Japanse oester voor. Dit bood biologen de kans om de aangroei op beide soorten met elkaar te vergelijken.
Nieuw-Zeelandse zeepok
De onderzoekers verzamelden enkele tientallen oesters langs de laagwaterlijn. Ze deden elke oester met de aangehechte plantjes en diertjes en al voorzichtig in een plastic zakje. In het lab werden deze aangroei gefixeerd, gedetermineerd en geteld. De biologen bepaalden ook het oppervlak van de oesterschelpen door de buitenzijde met aluminiumfolie af te dekken en vervolgens de folie te wegen en met een conversietabel om te zetten naar oppervlak.
Op de Japanse oesters zaten 51 verschillende soorten; op de platte 48. Er waren tientallen soorten die exclusief op een van beide oestersoorten voorkwamen. Op de Japanse oester waren de gewone zeepok en de borstelworm Scolelepis spec. meestal aanwezig. Bij de platte oester waren twee algensoorten algemeen: de roodwieren Laurencia pinnatifida en Lithothamnium calcearum. De Nieuw-Zeelandse zeepok en de gewone mossel kwamen op beide soorten veel voor.
Schone schelp
Het verschil in de soortensamenstelling kan volgens de onderzoekers deels worden verklaard met een verschil in de stand van de schelp. De platte oesters staan meer rechtop in het water. Hierdoor heersen er bij deze soort hogere stroomsnelheden langs de schelp. Hierdoor is er weinig sedimentatie van zand en slib op de schelp. Het schone schelpoppervlak maakt de vestiging mogelijk van soorten die gevoelig zijn voor bedekking met sediment. De Japanse oesters liggen vaak schuiner waardoor er meer sedimentatie optreedt en er vooral soorten op zitten die daar goed mee kunnen omgaan.
Het onderzoek laat verder zien dat grote oesters ongeveer dezelfde soorten op zich hebben als kleine. De groei van de schelp lijkt dus niet te leiden tot de vestiging van extra soorten. Er komen alleen meer individuen van de reeds aanwezige soorten bij. Dit komt mogelijk doordat de aanwezige soorten signaalstoffen afgeven die soortgenoten aantrekken of andere soorten juist afschrikken.
Bron
Guy, C., A. Blight, D. Smyth en D. Roberts (2018). The world is their oyster: differences in epibiota on sympatric populations of native Ostrea edulis and non-native Crassostrea gigas (Magallana gigas) oyster. Journal of Sea Research 140, p52-58.