Beweiding op de kwelder
Door: Cora de Leeuw
Datum: 28 november 2019
Veel kweldergebieden in de Waddenzee zijn van oudsher in gebruik als weidegrond. Als dit gebruik wegvalt ontwikkelt zich in veel gevallen een soortenarme Zeekweek-vegetatie. Door een combinatie van beheervormen, zoals intensieve beweiding, ‘niets doen’ en een meerjarige afwisseling van lichte en intensieve beweiding kan de diversiteit aan planten, ongewervelde dieren, muizen, broedvogels en overwinterende vogels toenemen.
Kwelders
Kwelders zijn gebieden die begroeid zijn met hogere planten (kruiden, grassen of laagblijvende struiken) en periodiek worden overstroomd door zout water. Die overstromingen komen door het getij of de wind. In getijdensystemen zoals de Waddenzee liggen de kwelders in de hoogste zone van het intergetijdengebied. Karakteristiek voor kwelders is een vegetatiezonering langs een hoogtegradiënt die samenhangt met de frequentie en de duur van de overstromingen. Deze zonering bestaat vanaf het wad uit een pionierzone, lage kwelder en hoge kwelder.
Successie
Door de regelmatige overstromingen met zeewater staan de planten op de kwelder niet alleen onder invloed van zout water, maar wordt er ook slib afgezet. Daardoor hogen onder natuurlijke omstandigheden en bij voldoende luwte en ruimte de wadplaten en de kwelders langzaamaan wat op. De pionierzone kan zich dan zeewaarts uitbreiden, terwijl planten van de lage kwelder de pionierzone kunnen binnendringen en soorten van de hoge kwelder in de zone van de lage kwelder kunnen groeien. Zo groeit het kwelderareaal zeewaarts door successie, zolang de hoogteontwikkeling van de kwelder sneller gaat dan de stijging van het gemiddelde hoogwater als gevolg van de zeespiegelstijging. De kwelders krijgen zo een steeds hogere ligging ten opzichte van het zeeniveau en de zone van de hoge kwelder wordt steeds groter.
Weidegrond
Ten noorden van Leeuwarden (in de voormalige Middelzee) ligt de vastelandskwelder van Noord-Friesland Buitendijks. Met een kustlijn van 22 kilometer en een oppervlakte van bijna 2400 ha behoort dit gebied tot een van de grotere aaneengesloten kweldergebieden in Nederland en Europa. Het bestaat uit deels ontpolderd gebied en uit nieuwe kwelderaanwas door landaanwinningswerken. Het gebied wordt al eeuwen gebruikt als weidegrond. Daardoor is een gevarieerde vegetatie ontstaan. Zonder beweiding zou de hoge kwelder voornamelijk begroeid zijn met de grassoort Zeekweek. Het gebied wordt tegenwoordig gemiddeld van begin juni tot half oktober beweid door verschillende soorten vee en in verschillende dichtheden (zie de Wadweten van 11 mei 2017: Kuddegedrag op de kwelders). In de winterperiode begrazen ganzen het gebied.
Variatie
Om de biodiversiteit van de kwelder te verhogen is gedurende acht jaar onderzoek gedaan naar de meest optimale vorm van beweiding voor de biodiversiteit. Daaruit is gebleken dat er niet één optimale beheervorm is die gunstig is voor alle soortgroepen. Voor een grotere diversiteit aan planten, ongewervelden, muizen, broedvogels en overwinterende vogels blijkt een mozaïekbeheer het beste te zijn: een ruimtelijke combinatie, of ‘mozaïek’, van ten minste drie verschillende beheervormen, namelijk intensieve beweiding (ongeveer 1 dier per ha), variabele beweiding (een afwisseling voor langere periodes van lichte beweiding (= ongeveer 0,5 dier per ha) en intensieve beweiding) en ‘niets doen’. Het blijkt dat intensieve beweiding leidt tot een korte vegetatie, wat gunstig is voor ganzen, maar ongunstig voor insecten. Ook leidt het tot een iets hogere soortenrijkdom aan planten, voedsel voor broedvogels en reductie van Zeekweek. Geen beweiding is enige jaren gunstig voor insecten - vooral doordat Zeeaster dan meer bloemhoofdjes vormt - en voor muizen. Op het laagste deel van de kwelder (de pionierzone en het laagste deel van de lage kwelder) wordt geadviseerd om geen of minimale beweiding te hebben, omdat dit gebied erg gevoelig is voor vertrapping. Beweiding door runderen krijgt de voorkeur boven paarden of schapen. Bij inzet van paarden wordt aanbevolen om een 40% lagere dichtheid aan te houden om te corrigeren voor de veel grotere impact van paarden op de vegetatie.
Bronnen
Esselink, P., W.E. van Duin & A. Wielemaker, 2019. Variatie op de kwelder door beweiding: een handreiking aan natuurbeheerders. PUCCIMAR rapport 15. PUCCIMAR Ecologisch Onderzoek & Advies, Vries.
Esselink, P., B.J. Ens, D.D.G. Lagendijk, F.S. Mandema, S. Nolte, J.M. Tinbergen, R. van Klink, M. Wallis De Vries & J.P. Bakker, 2016. De invloed van beweiding op de biodiversiteit van kwelders. De Levende Natuur 117: 196–202.
Vlas, J. de, F. Mandema, S. Nolte, R. van Klink & P. Esselink, 2013. Natuurbeheer van kwelders. De invloed van beweiding op de biodiversiteit. PUCCIMAR rapport 09. It Fryske Gea, Olterterp.