De terpenbouwer op een voetstuk
Door: Tim van Oijen
Datum: 21 maart 2019
Het zijn twee gescheiden werelden: archeologie en kustbeheer. Archeologen en geografen hebben deze twee samen gebracht in een overzicht van de geschiedenis van de terpen in het waddengebied. Door de klimaatverandering, met een stijgende zeespiegel en het vaker voorkomen van perioden met veel regen als gevolg, is er hernieuwde aandacht voor het leven op verhogingen in gebieden die regelmatig overstromen. Volgens de wetenschappers kunnen wij daarbij veel leren van onze voorouders.
Vanwege de dreiging van overstromingen zijn laaggelegen delen van kustgebieden enerzijds minder geschikt om zich te vestigen. Anderzijds zijn kwelders door de vruchtbare grond en het open landschap aantrekkelijke gebieden voor menselijke bewoning. Al in de prehistorie hebben mensen zich in deze gebieden gevestigd, zoals in het huidige waddengebied dat rond 650 voor Chr. werd gekoloniseerd. Destijds een uitgestrekt kweldergebied dat regelmatig onderliep.
Zomerdijken
Om veilig te kunnen zijn ten tijde van overstromingen bouwden de bewoners terpen (Fr.) of wierden (Gr.). Dit waren niet zomaar hopen aarde, maar goed doordachte constructies waarbij lokale materialen werden gebruikt: met name stevig doorwortelde kleirijke kwelderturf en uitwerpselen van vee. Soms werd de heuvel omgeven door een sloot voor de afvoer van overtollig water. Bovendien werden al vanaf de eerste eeuw n. Chr. lage zomerdijken gebouwd. De restanten van vier van dit soort dijkjes zijn opgegraven in de provincie Friesland. Ze waren van kwelderzoden gemaakt; de vegetatie die zich er op ontwikkelde voorkwam erosie. Het is onbekend of de zomerdijken volledig rondom een terp of akker werden aangelegd. In dat geval zou er ook een afwateringssysteem aanwezig moeten zijn. Die zijn in Noord-Nederland niet gevonden. Wel was de technologie daarvoor beschikbaar. In het langs de Eems gelegen Bentumersiel en in Vlaardingen zijn namelijk doorlaten, een uitgeholde boomstam met een afsluitbare klep, uit deze tijdsperiode aangetroffen. De terpbewoners van Noord-Nederland moeten contacten hebben gehad met de bewoners van deze locaties.
De zomerdijken hadden tot doel om de weilanden en akkers te beschermen, maar waren wel zo laag dat het gebied bij de hoge waterstanden in de winter overstroomde. Zo werd er nieuw sediment aangevoerd waardoor de percelen werden opgehoogd. Ook werden zo mineralen aangevoerd die de grond vruchtbaar hielden. Experimenten hebben aangetoond dat het gebied rond een terp geschikt was voor akkerbouw, mits er geen overstromingen waren aan begin van het groeiseizoen. Volgens de wetenschappers waren de terpenbouw en dijkconstructie alleen maar mogelijk door een goed ontwikkelde gemeenschap met een goede onderlinge samenwerking en leiding.
Strijd tegen het water
Sommige ingrepen van de terpenbouwers hadden ook nadelen. De aanleg van afwateringskanalen om de veengebieden die grensden aan de kwelders te ontginnen, leidde onbedoeld al vroeg tot oxidatie van het veen en inklinking van de bodem. Deze bodemdaling was een belangrijke oorzaak van overstromingen en verlies van land in de Middeleeuwen.
De bodemdaling maakte een permanente bescherming tegen de zee met hogere dijken noodzakelijk. Vanaf de 11e eeuw n. Chr. nam de dijkenbouw een vlucht, om te beginnen in de gedaalde veengebieden. Het bedijken van gebieden moet problemen hebben veroorzaakt die er eerst niet waren, zowel in de eerst bedijkte veengebieden als in de nog onbedijkte kweldergebieden. De afgenomen waterberging leidde tot hogere waterstanden tijdens hoogwater en stormvloeden en verhoogde de kans op dijkdoorbraken. In de 15e en 16e eeuw veroorzaakte een aantal stormvloeden bijvoorbeeld dijkdoorbraken in het mondingsgebied van de Eems. Daarbij werd een groot bewoond terpengebied weggeslagen en ontstond de Dollard. Het buitensluiten van de zee had bovendien tot gevolg dat er geen sedimentatie meer plaats vond en de natuurlijke ophoging van het land stopte. Deze door de mens zelf veroorzaakte strijd tegen de zee hadden de Middeleeuwse dijkenbouwers natuurlijk niet voorzien. Met de kennis van nu hadden ze het waarschijnlijk anders gedaan.
De onderzoekers stellen ietwat provocerend dat de mentaliteit van de terpenbouwers, die de zee toelieten, een heel andere was dan die waarmee Nederland beroemd is geworden: de strijd voeren tegen het water. Zij streden niet tegen het water maar pasten zich aan. Het is volgens de onderzoekers tijd om waar mogelijk naar de oude benadering terug te keren. En dat wordt ook al gedaan. Het leven op terpen is een aantal jaren geleden weer tot leven gekomen in het Ruimte voor de Rivier-project. Zo is bijvoorbeeld de Overdiepse polder langs de Maas aangewezen als waterbergingsgebied bij extreem hoge waterstanden. Voor de boerderijen zijn acht grote terpen gemaakt.
Bron
Nieuwhof, A., M. Bakker, E. Knol, G.J. de Langen, J.A.W. Nicolay, D. Postma, M. Schepers, T.W. Varwijk en P.C. Vos (2019). Adapting to the sea: Human habitation in the coastal area of the northern Netherlands before medieval dike building. Ocean and Coastal Management 173, p.77-89.