Trappelkuilen
Door: Tim van Oijen
Datum: 12 december 2019
Wadvogels hebben allerlei manieren om schelpdieren en andere kleine beestjes van of uit de bodem te halen. Ze prikken met hun snavel, zeven water of hebben een mix van technieken. Bepaalde meeuwen- en eendensoorten verzamelen diertjes door het maken van ‘trappelkuilen’. Ze veranderen daarmee het wad tijdelijk in een maanlandschap.
Het mechanisme achter het trappelen is waarschijnlijk dat het leidt tot de vorming van een laagje drijfzand waarin diertjes omhoog komen drijven. Dat dit werkt, is zelf tijdens een wadlooptocht te testen door ook te trappelen en zo’n laagje drijfzand te maken. Een ander, minder waarschijnlijk mechanisme is dat bepaalde soorten door het trappelen simpelweg bloot komen te liggen en zo een makkelijke prooi worden.
Wadslakjes en slijkgarnaaltjes
De trappelsporen van kokmeeuwen kunnen wel drie meter lang zijn, 15 centimeter breed, en zijn tot circa 6 centimeter diep. Ze lopen langzaam naar achteren terwijl ze met hun poten trappelen. Waar de meeuw het laatst heeft gestaan kan je de afdrukken van de poten nog zien staan. Samen maken ze een W-vorm. Ook andere meeuwensoorten zoals de zilvermeeuw en de kleine mantelmeeuw kunnen trappelkuilen maken. Deze soorten hebben bredere poten waardoor de sporen ook breder zijn. De trappelkuilen van meeuwen zijn vooral in de zomer en nazomer te vinden.
Een andere bekende kuilenmaker is de bergeend. Deze soort maakt trappelkuilen door tijdens het zwemmen in ondiep water een trappelende beweging te maken. Uit de kuilen slobbert hij zijn voedsel op, waaronder wadslakjes en slijkgarnaaltjes. De kuilen zijn tussen de 10 en 60 centimeter in diameter en circa 20 centimeter diep en kunnen vrijwel het hele jaar door gevonden worden. Tijdens de ruiperiode in de zomer (zie WadWeten: Ruiende bergeenden) zijn er veel bergeenden in de westelijke Waddenzee, en op sommige plekken hoge dichtheden van trappelkuilen. Het trappelen kan lokaal leiden tot hoge omwoeling van het sediment leiden, en daarmee tot uitwisseling van voedingsstoffen met diepere bodemlagen. Het kan zich echter niet meten met de veel diepere omwoeling door wadpieren. Naast trappelkuilen maken bergeenden ook mooie waaiersporen door zijdelings slobberend te ‘maaien’. Die sporen zie je vooral op het natte, slikkige wad. De eidereend maakt ook zwemmend trappelkuilen. Deze eenden maken de kuilen vooral om kokkels te vangen.
Wortelstokken en knolletjes
Er zijn verschillende soorten vogels die kuilen maken om bij plantaardig voedsel te komen. Grauwe ganzen leggen zo in velden met Engels slijkgras de voedzame wortelstokken van de plant bloot. Kleine zwanen in het Lauwersmeer maken zwemmend kuilen om knolletjes van waterplanten te kunnen bereiken. De zwanen worden tijdens het voedsel zoeken vaak vergezeld door duikeenden zoals tafeleenden en kuifeenden. Uit onderzoek is gebleken dat de eenden door met een zwaan mee te zwemmen tweemaal zo veel voedsel verzamelen als normaal. Ze profiteren van het plantmateriaal dat wegdrijft uit de kuilen en zijn dus geen directe concurrent van de zwaan.
Bronnen
Gyimesi A., B. van Lith en B.A. Nolet (2012). Commensal foraging with Bewick’s Swans Cygnus bewickii doubles instantaneous intake rate of Common Pochards Aythya ferina. ARDEA 100 (1), p.55-62.
Cadee, G.C. (1990). Feeding traces and bioturbation by birds on a tidal flat, Dutch Wadden Sea. Ichnos 1(1):23-30. DOI: 10.1080/10420949009386328.