Slikarcheologie van de prehistorie
Door: Tim van Oijen
Datum: 30 juli 2020
Na de laatste ijstijd is de zeespiegel sterk gestegen. Grote delen van de huidige Waddenzee en Noordzee waren eerst nog land en op sommige plekken bewoond. Diep begraven onder de waddenmodder liggen talloze herinneringen aan dit verleden. Soms komt er iets van zichtbaar aan het oppervlak. Een recente publicatie belicht een aantal steentijdvondsten uit het Duitse waddengebied.
Zo’n 10.000 jaar geleden, tegen het einde van de laatste ijstijd, was het zeeniveau een stuk lager dan tegenwoordig. De kustlijn lag honderden kilometers noordelijker dan de huidige kustlijn van Noord-Nederland en Noord-Duitsland. Het waddengebied was destijds onderdeel van wat later Doggerland werd genoemd. Van dit gebied is bekend dat er bewoning is geweest, soms ook nog in de daarop volgende periode met een stijgende zeespiegel. Maar uiteindelijk is een dikke laag zand en slib over bewoond gebied afgezet waardoor materialen uit de steentijd niet vaak gevonden worden. Ze komen eigenlijk alleen tevoorschijn wanneer stormen of sterke stromingen de sedimentlaag eroderen. Dan begint het in meerdere opzichten uitdagende werk voor archeologen. Op land kunnen zij een onderzoeksgebied diep afgraven, markeringen plaatsen en dat weken tot maanden zo laten. Op het wad zal een kuil een getij later zijn dichtgeslibd en de markeringen verdwenen. Toch is het Duitse archeologen gelukt tientallen vondsten nauwkeurig te documenteren. Hieronder worden eerst vindplaatsen in Nord-Friesland (in de deelstaat Sleeswijk-Holstein), en vervolgens in Ost-Friesland (in de deelstaat Nedersaksen) besproken.
Oeros
De meeste vindplaatsen op het wad in Nord-Friesland zijn uit de neolithische tijd (=jonge steentijd). Het gebied was toen deel van het vestigingsgebied van de vroeg-neolithische trechterbekercultuur. Er zijn meer dan 20 vindplaatsen met vuurstenen artefacten en megalithische (= uit een of meer grote stenen bestaande) graven. In 2003 werd bij het schiereiland Hamburger Hallig een opmerkelijke vondst gedaan. Op een stuk wad dat alleen bij extreem laagwater even droog valt, staken de punten van twee runderhoorns uit de modder. Archeologisch onderzoek wees uit dat ze van een oerosstier waren. De schedel van dit uitgestorven rund lag samen met een ruggenwervel en meerdere beenderen van de poten in een kuil. De beenderen waren opengehakt, waarschijnlijk om het merg er uit te halen. Vermoedelijk zijn deze skeletdelen als onderdeel van een ritueel in de kuil gelegd. De botten dateerden uit de late steentijd.
Vuistbijlen
Ook in de aan Nederland grenzende streek Ost-Friesland zijn steentijdvondsten op of nabij de Waddenzee gedaan. Er zijn in totaal 11 verzamelingen of geïsoleerde vondsten uit de midden- en jonge steentijd bekend. Het zijn voornamelijk stenen werktuigen en een aantal werktuigen gemaakt van gewei. De meeste vondsten zijn gedaan in sterk eroderende gebieden, zoals langs een geulrand in een zeegat tussen Waddeneilanden of langs een riviermonding. Een bijzondere vondst is een fragment van een laat-neolithische klokbeker die werd gevonden in het Ostfriesisches Gattje in het Eems-estuarium. Er zijn ook talloze archeologische waddenvondsten in collecties van onder andere musea en particulieren beland. Daarvan is de exacte herkomst helaas meestal niet bekend. Het zijn meestal afzonderlijke vondsten, onder meer een rendiergewei artefact, drie vuurstenen bijlen en een vuurstenen dolk. Al deze vondsten zijn er bewijs van dat gebieden die nu met slik bedekt zijn, in prehistorische tijden bewoond waren.
Bronnen
Jöns, H., Lüth, F., Mahlstedt, S., Goldhammer, J., Hartz, S., & Kühn, H. J. (2020). Germany: Submerged Sites in the South-Western Baltic Sea and the Wadden Sea. In The Archaeology of Europe’s Drowned Landscapes (pp. 95-123). Coastal Research Library vol. 35. Springer Nature.