Wier tiert minder welig op oesters dan op mossels
Door: Tim van Oijen
Datum 6 februari 2020
De schelpdierbanken in de Waddenzee zijn hotspots van biodiversiteit. Op en tussen de mossels en oesters zitten allerlei andere beestjes. Ook hechten er wieren aan. Uit onderzoek blijkt dat bruinwieren zich minder vestigen op de invasieve Japanse oester dan op mossels. Dit kan de afname van bruinwieren verklaren in delen van het waddengebied waar de oesters de overhand hebben gekregen.
Mossels maken byssusdraden: stevige, fijne draden, waarmee ze aan elkaar hechten en zo een stabiele bank kunnen vormen. Blaaswier, een bruinwier, kan zich goed vastzetten aan deze draden. Vanaf het voorjaar kunnen ze heuse ‘wouden’ vormen op de mossels. In de winter verdwijnen deze meestal weer, waarschijnlijk door stormen en de schurende werking van sediment. De inmiddels in het waddengebied alomtegenwoordige Japanse oester maakt geen draden maar hecht zich met een soort cement aan schelpen of stenen. Biologen vroegen zich af of op banken met een groot aandeel oesters minder blaaswier zou aanhechten.
Grasmat
Ze onderzochten daartoe op een voorjaarsdag de blaaswierbedekking op twee schelpdierbanken bij Schiermonnikoog. De ene bank bestond vooral uit mossels, de andere werd gedomineerd door oesters. Op 16 plekken verspreid over deze beide banken, met elk een andere verhouding tussen het aantal oesters en mosselen, scoorden ze de wierbedekking. Deze bleek duidelijk afhankelijk van de hoeveelheid mosselen: hoe meer mosselen, hoe meer blaaswier.
De biologen deden daarnaast een experiment in de luwte van een natuurlijke schelpdierbank. Ze maakten plots van 0,5x0,5 meter waarop ze levende schelpdieren uitstrooiden. Er waren vier soorten plots: zonder schelpdieren, met kokkels, met mossels en gemengde oester-mosselplots. De proef startte in juni maar was niet zonder tegenslagen. Bij een grote storm in augustus werden de meeste plots weggeslagen. Gelukkig waren al ruim daarvoor verschillen in wierbedekking te zien. Op de mosselen hadden zich enkele weken na de aanleg blaaswieren ontwikkeld van drie tot vier decimeter in lengte, en een beetje groen- en roodwier. Op de oesterrijke plots vestigde zich als verwacht maar weinig blaaswier. Wel ontstond al snel een ‘grasmat’ van groenwieren van het genus Ulva (zeesla). Op de plots zonder schelpdieren en die met kokkels groeiden vrijwel geen wieren.
De blaaswierwouden vervullen allerlei functies. Ze zijn schuilplek voor visjes en krabbetjes, voedsel voor slakken en kleine kreeftachtigen en houden sediment vast. Zo vormen ze een complexe habitat. De groenwieren daarentegen vormen een veel armere gemeenschap. En ze lijken, door competitie om ruimte, de vestiging van bruinwieren te verhinderen. De toename van de Japanse oester leidt dus door een verandering in de wierbegroeiing tot een ander, waarschijnlijk armer, ecosysteem.
Sylt
Bij het Duitse Waddeneiland Sylt is in een eerdere studie een afname waargenomen in de hoeveelheid mosselen die gepaard ging met een afname in de blaaswierbedekking. De huidige studie levert een waarschijnlijke verklaring: door de overgang van mosselbanken naar gemengde oester-mosselbanken, werden de banken minder geschikt als vestigingsplek voor de wieren.
Bron
Andriana, R., I. van der Ouderaa en B.K. Eriksson (2020). A Pacific oyster invasion transforms shellfish reef structure by changing the development of associated seaweeds. Estuarine, Coastal and Shelf Science 235, .