Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

De drieteenstrandloper broedt energiezuinig

Door: Tim van Oijen
Datum: 17 juni 2021

Koppeltjes drieteenstrandlopers broeden op verschillende manieren. Sommige broeden samen een nestje uit, maar vaker nog nemen man en vrouw ieder een legsel voor hun rekening. Wat betekent dat voor hun energiehuishouding?

WadWeten

Onder de noemer WadWeten publiceren de Waddenacademie en de Leeuwarder Courant iedere maand een artikel over recent onderzoek op en rond de Wadden. Wetenschapsjournalisten Tim van Oijen en Cora de Leeuw beschouwen verschillende kennisdisciplines, waaronder de biologie, geologie en cultuurhistorie. Deze WadWeten verscheen ook op de website van De Leeuwarder Courant.

Het hele jaar door, behalve in de zomer, zie je op het strand vaak groepjes drieteenstrandlopers langs de waterlijn trippelen. In juni en juli broeden ze in arctische gebieden. Dat is geen sinecure. De vogels moeten hun gedrag steeds aanpassen aan de veranderende weersomstandigheden en voedselbeschikbaarheid. Uit onderzoek blijkt dat dit vooral speelt als maar een van de ouders broedt.

De drieteenstrandloper behoort samen met zeventien andere soorten tot het geslacht Calidris. Wereldwijd zijn er naar schatting 700.000 individuen. Drieteenstrandlopers overwinteren veelal in tropische gebieden, maar ook in Europa, zoals in het Waddengebied. ’s Zomers trekken ze naar arctische gebieden in Canada, Groenland, Spitsbergen en Siberië om er te broeden.

Het nest van drieteenstrandlopers is een kuiltje in de grond op kale, steenachtige toendra. Ze leggen gemiddeld vier eieren. Vaak leggen ze twee broedsels. Dan nemen de ouders elk een broedsel voor hun rekening. Anders broeden mannetje en vrouwtje om en om.

Thermologgers

Biologen vroegen zich af welke invloed de omgevingstemperatuur heeft op het broedgedrag, in het bijzonder op hoe lang de vogels op het nest blijven zitten en hoeveel tijd ze aan voedsel zoeken spenderen. Ze waren ook benieuwd of dit verschilt tussen de ‘alleenbroeders’ en de paartjes die samen broeden.

Volgens de biologen is het voor de vogels bij lage temperaturen lastig om hun energieniveau op peil te houden. Ze hebben meer voedsel nodig om zelf op temperatuur te blijven en kunnen bovendien moeilijker aan die energie komen omdat er dan minder insecten en spinnen beschikbaar zijn.

De onderzoekers stopten in tientallen nesten zogeheten thermologgers. Dit zijn kleine apparaatjes die meerdere dagen lang de temperatuur bij de eieren kunnen monitoren. Daarnaast hielden ze de omgevingstemperatuur bij.

Opwarmen

De drieteenstrandlopers die de broedklus alleen klaarden, bleken bij lagere temperaturen minder vaak van het nest te gaan. Wel bleven ze dan gemiddeld langer weg.

De biologen hebben een aantal verklaringen voor dit gedrag. Ten eerste zullen de eieren bij lage temperaturen al snel tot de bodemtemperatuur dalen. Door minder vaak weg te gaan besparen de vogels energiekosten van het steeds opnieuw weer opwarmen. Ten tweede hebben ze bij koud weer meer tijd nodig om naar plekken te gaan waar voldoende voedsel is. Door minder trips te maken voorkomen ze dat ze veel energie kwijt zijn aan het extra gereis.

Wanneer de ouders elkaar afwisselden bleek er weinig invloed van de temperatuur op het broedgedrag te zijn. De biologen hadden dit verwacht. Het grote voordeel van om de beurt broeden is dat beide ouders veel tijd kunnen spenderen aan het zoeken naar voedsel. En in die tijd kunnen ze klaarblijkelijk bij alle gemeten omgevingstemperaturen nog in hun energiebehoefte voorzien.

In het algemeen wordt de predatie op de eieren of kuikens door roofdieren zoals poolvossen als de belangrijkste factor voor het broedsucces gezien. Uit eerder onderzoek is gebleken dat als het nest voor langere tijd onbezet is, de kans groter is dat roofdieren het leegroven. En dus kan de omgevingstemperatuur via aangepast broedgedrag indirect invloed op de kans op eierroof hebben.

Bronnen

Meyer, N. et al. (2021). Behavioural responses of breeding arctic sandpipers to ground-surface temperature and primary productivity. Science of the Total Environment 755, 142485