Is de Japanse oester een broeinest van mosselparasieten?

Door: Tim van Oijen
Datum: 12 augustus 2021

De Japanse oester die zich in het begin van deze eeuw explosief heeft verspreid in de Waddenzee, blijkt een geschikte gastheer te zijn voor de slikkokerworm. Deze parasiet had het aanvankelijk vooral op mosselen voorzien.

WadWeten

Onder de noemer WadWeten publiceren de Waddenacademie en de Leeuwarder Courant iedere maand een artikel over recent onderzoek op en rond de Wadden. Wetenschapsjournalisten Tim van Oijen en Cora de Leeuw beschouwen verschillende kennisdisciplines, waaronder de biologie, geologie en cultuurhistorie. Deze WadWeten verscheen ook op de website van De Leeuwarder Courant.

De Japanse oester is in de Waddenzee terechtgekomen vanuit oesterkweekpercelen in Zeeuwse en Noord-Duitse kustwateren. De kwekers hier stapten in de jaren zestig over op deze Aziatische soort toen de inheemse platte oester ernstig te lijden had onder een ziekte.

Al snel breidde de Japanse oester zijn leefgebied uit buiten de kweekpercelen. De soort is in 1983 voor het eerst waargenomen in de Waddenzee. In de jaren erna vestigden deze zich meer en meer op mosselbanken. Zo ontstonden gemengde mossel- en oesterbanken.

Borstelworm

Japanse oesters hebben parasieten met zich meegebracht zoals het roeipootkreeftje Mytilicola orientalis, dat ook voor mosselen schadelijk is. De oesters zijn daarnaast gastheer geworden voor parasieten die al in het waddengebied aanwezig waren. Ze zijn met hun dikke schelp een uitermate geschikt onderkomen gebleken voor de slikkokerworm (Polydora ciliata), die van nature bij mosselen en alikruiken voorkomt. Deze borstelworm, die slechts twee tot drie centimeter lang en één millimeter dik wordt, boort zich in de schelp.

In een recent gepubliceerd veldonderzoek van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) is aangetoond dat de Japanse oester inmiddels veruit de populairste gastheer is voor de slikkokerworm. De aantallen per schelp zijn veel hoger dan bij mosselen of alikruiken. De wormen verblijven ook graag in de schelpen van dode oesters.

Schelpenverzameling

De onderzoekers vroegen zich vervolgens af of de hoge aantallen slikkokerwormen in de oesterschelpen leiden tot een hoge infectiegraad bij mosselen. Voor hun onderzoek gebruikten ze een unieke historische schelpenverzameling van een langdurend bemonsteringsprogramma bij Balgzand, een zandplaat in de westelijke Waddenzee.
De wetenschappers vergeleken het aantal infecties met slikkokerwormen in de periode voor en na de vestiging van de Japanse oester. Ze deden dit aan de hand van röntgenfoto’s van de schelpen. Hierop zijn de wormsporen extra goed te zien.

Minder infecties

Er was geen toename in het aantal worminfecties bij mosselen waarneembaar na de vestiging van de Japanse oester. Op droogvallende wadplaten was er zelfs een indicatie van het omgekeerde: door de aanwezigheid van oesters leken er juist minder infecties bij de mosselen op te treden.
De indruk bestaat dat de wormen een voorkeur hebben voor de oesters, waardoor er zich minder wormen in de mosselen boorden. Dit vraagt volgens de NIOZ-onderzoekers om nadere studie.

Kaper op de kust

Er is nog een nieuwe kaper op de kust, de nauw aan de slikkokerworm verwante worm Polydora websteri. Deze is in 2017 bij Texel waargenomen. Het is nu nog moeilijk in te schatten hoe snel deze soort zich verder zal verspreiden en wat daar de impact van zal zijn.

Voorzichtig positief nieuws voor mosselkwekers is dat ook deze soort zich niet massaal op mosselen zal storten. Hij is namelijk een stuk groter dan de slikkokerworm en zal weinig op hebben met de dunne mosselschelpen. Japanse oesters zijn wel geschikt voor deze parasiet en er zijn aanwijzingen dat de oesters er flink onder te lijden kunnen hebben. En dat is dan weer slecht nieuws voor oesterkwekers.