Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Wat doen de geplande windparken op zee met onze vogels?

Door: Wouter Hoving
Datum: 11 juli 2023

De komende jaren zullen er veel windmolens bijkomen in de Nederlandse zee. Zo ook in de Noordzee boven de Waddeneilanden. Nu al staan daar honderdvijftig molens van de windparken Gemini Buitengaats en ZeeEnergie. Om te bepalen hoeveel er nog bij kunnen, is onderzoek nodig. Bijvoorbeeld naar de vraag: hoeveel vogels gaan er dood door deze turbines?

Vogelecoloog Astrid Potiek van Waardenburg Ecology onderzocht de impact van nieuwe zeewindmolenparken op vogels onlangs in opdracht van Rijkswaterstaat. Ze bekeek de gezamenlijke effecten van alle windparken op de Noordzee: hierbij werden niet alleen Nederlandse wateren meegenomen, maar ook die van Engeland, Schotland, Denemarken, Duitsland en België.

Ze onderzocht voor tien zeevogelsoorten en acht trekvogelsoorten hoeveel aanvaringen de dieren kunnen krijgen met windmolens. Voor tien (deels andere) zeevogelsoorten is onderzocht of er kans is dat de leefomgeving zal verkleinen door de geplande windparken.

Potiek ontdekte dat de jan-van-gent het behoorlijk moeilijk kan krijgen als alle geplande windparken er komen. Om dat uit te leggen, moeten we eerst antwoord hebben op de vraag: hoe bepaal je hoeveel vogels er overlijden bij alle windparken op zee? Je kunt immers niet zien hoeveel dode vogels er onderaan een windmolen liggen.

Slachtoffer en populatiemodel

Om die reden werkte Potiek per vogel met een slachtoffermodel. Daarin worden onder meer de grootte en het vlieggedrag van vogels meegenomen. In hoeverre vliegen vogels op rotorhoogte? Hoe hoog, hoe snel, hoe vaak en hoe wendbaar vliegen de dieren? Hierdoor heeft de ene vogel een hogere aanvaringskans met een windmolen dan de andere.
Er is een lijst met 21 vogelsoorten waarvan onderzoekers weten dat ze gevoelig zijn voor aanvaringen of leefgebiedverlies door windmolens. Op die lijst staan zeevogelsoorten en trekvogelsoorten. Beide varianten hebben een ander slachtoffermodel, want zeevogelsoorten maken lokaal gebruik van een gebied op zee, bijvoorbeeld om voedsel te zoeken, terwijl trekvogelsoorten vaak maar één keer per trekseizoen door een gebied komen.

Maar met alleen het slachtoffermodel ben je er nog niet. Want wat zegt het doodgaan van één vogel over het voortbestaan van zijn de soort? De ene vogelsoort leeft bijvoorbeeld langer dan de andere. Ook legt de ene vogel meer of vaker eieren dan de ander. Daarnaast slaan de rotors van windparken niet alleen af en toe een vogel uit de lucht, maar verkleinen windparken ook leefomgevingen van vogels. Al die zaken hebben invloed op de populatie.

Voor al die zaken gebruiken onderzoekers een populatiemodel. Even terug naar de jan-van-gent: als er één van deze vogelsoort sterft, kan dat relatief veel impact op de populatie hebben. Zo kan het effect van de dood van één jan-van-gent op zijn populatie groter zijn dan het effect van de dood van vijf spreeuwen op hun populatie. De jan-van-gent kan wel 35 jaar worden en legt slechts één ei per jaar. Bovendien is deze vogelsoort door de windparken dubbel de pineut: hij heeft relatief vaak aanvaringen met windmolens en verliest in verhouding ook veel leefomgeving vanwege de stroomparken.

 

Aanpassingen

Ondanks die impact op vogelsoorten, is er nog steeds een goede kans dat het windpark boven de Waddeneilanden er komt (net als de andere geplande windparken in de Nederlandse zee). Drie aanpassingen naar aanleiding van het eerste onderzoek zorgen ervoor dat de zilvermeeuw en jan-van-gent toch minder negatief uit de studie lijken te komen.

Allereerst hebben de onderzoekers twee ‘papieren wijzigingen’ doorgevoerd. Na de eerste resultaten keken zij nog eens in meer detail naar de ‘dichtheidskaarten’. Die bleken niet accuraat. Dat zit zo: zilvermeeuwen en jan-van-genten vliegen vaak achter vissersschepen aan om mee te eten van de vis. Daardoor gaven de dichtheden in de gebruikte kaarten een vertekend beeld. Onder invloed van vissersboten leek het aantal jan-van-genten bij Borssele in Zeeland zelfs vergelijkbaar met de populatie bij Bass Rock in Schotland, waar een enorme kolonie leeft. ,,Dat was niet realistisch”, aldus Potiek.

De tweede aanpassing in de berekeningen is het maken van onderscheid in het uitwijkpercentage tussen broedende vogels en vogels buiten het broedseizoen. In het oorspronkelijk model had Potiek als worst case aanname een uitwijkpercentage genomen die hoort bij het broedseizoen van de jan-van-gent. Dan hebben de vogels meer voedsel nodig vanwege de jongen en zijn ze meer gebonden aan de kolonie. Dat betekent dat ze vaak door of langs het windpark moeten vliegen. In de nieuwe berekeningen wordt niet meer uitgegaan van een jaarrond broedseizoen, waardoor er minder slachtoffers vallen onder de jan-van-genten.
Naast deze twee zaken, kan de sterfte als gevolg van windparken worden beperkt door de tiplaagte van de rotoren hoger boven het water te plaatsen. Veel vogels scheren over het water. Als de molens hoger komen, vliegen vogels er vaker onderdoor. Potiek: ,,Voor de jan-van-gent en zilvermeeuw scheelt dat veel. Dit is een belangrijke knop om aan te draaien. Er is discussie over met windparkontwikkelaars, want zo’n ingreep kost wel wat. Maar het is technisch mogelijk. En als het ecologisch echt nodig is, dan kan dit een voorwaarde zijn voor de vergunning.”

Over die tiplaagte wordt nog verder onderzoek gedaan. Evenals de hoeveelheid windmolens die in de parken zullen komen. Ook dat kan het aantal slachtoffers verkleinen.

Worst case aannames

Handig opgelost dus. Of is dit een beetje goochelen met cijfers om zo beleid door te kunnen drukken? Dat is volgens vogelecoloog Potiek niet aan de orde. ,,We hebben de modelaannames aangepast, maar dat betekent niet dat je het effect wil wegpoetsen. Je wil gewoon een betere voorspelling maken. In de eerste berekening deden we allemaal aannames die worst case zijn. Als je dat in elke stap doet, neem je het effect van een windpark te ruim. De eerder gebruikte dichtheidskaarten moesten bijvoorbeeld gewoon aangepast worden, die klopten niet.”

Toegegeven: het zijn modelberekeningen, zegt Potiek. ,,Eigenlijk zou je het liefst aanvaringen willen meten. Dan heb je nog beter beeld van wat er echt doodgaat.” Zulke metingen zijn er al wel. Zo wordt er al jaren gewerkt aan een sensor in de bladen van windmolens die trillingen meet bij aanvaringen met vogels en vervolgens een camerabeeld maakt van de vogel. ,,Dat systeem werkt nog niet optimaal voor alle vogelsoorten, maar daar moeten we wel heen.”

,,Uiteindelijk is de transitie naar duurzame energie een positieve ontwikkeling in de strijd tegen klimaatsverandering. Het is wel van belang om hierbij zoveel mogelijk de effecten op vogels te beperken. Door de locatiekeuze van windparken, extra maatregelen en constant onderzoek en monitoring.”

Drie voorbeelden van proeven

Op de achtergrond zijn er andere proeven die helpen om het aantal slachtoffers onder vogels op zee te verkleinen. De Universiteit van Amsterdam maakte een model om de vlucht van trekvogels te voorspellen en te bepalen in welke nachten het grootste deel voorbij komt. Op die momenten kunnen de wieken dan van tevoren al stilgezet worden. Sinds februari loopt hier een proef mee.

Een ander voorbeeld van zo’n proef is die met de zwarte wiek in de Eemshaven. De windturbines hebben één zwarte wiek, de verwachting is dat vogels er dan minder vaak tegenaan botsen. Deze studie loopt tot 2024, maar in Noorwegen (in een kleiner onderzoek) leek de zwarte wiek goed te werken in het terugbrengen van vogelslachtoffers.

Nog één voorbeeld: sinds dit jaar een 3D-vogelradar op de Tweede Maasvlakte waarmee vliegbewegingen worden opgevangen. Als het heel druk wordt, gaan de wieken stilstaan. Tijdens veldbezoeken hebben we gezien dat de turbines inderdaad stilgezet werden op momenten waarop het druk werd. Dit biedt, net als bovengenoemde voorbeelden, mogelijkheden voor het beperken van het aantal slachtoffers.

WadWeten

Onder de noemer WadWeten publiceren de Waddenacademie en de Leeuwarder Courant iedere maand een artikel over recent onderzoek op en rond de Wadden. Wetenschapsjournalisten Tim van Oijen en Wouter Hoving beschouwen verschillende kennisdisciplines, waaronder de biologie, geologie en cultuurhistorie. Deze WadWeten verscheen ook op de website van De Leeuwarder Courant.

Literatuur

Potiek A., J.J. Leemans, R.P Middelveld, A. Gyimesi (2022). Cumulative impact assessment of collisions with existing and planned offshore wind turbines in the southern North Sea. Analysis of additional mortality using collision rate modelling and impact assessment based on population modelling for the KEC 4.0. Bureau Waardenburg [In opdracht van: Rijkswaterstaat WVL].

Soudijn, F.H., S. van Donk, M.F. Leopold, J.T. van der Wal, and V. Hin (2022). Cumulative population-level effects of habitat loss on seabirds ‘Kader Ecologie en Cumulatie 4.0’. Wageningen Marine Research [In opdracht van: Rijkswaterstaat WVL].