Mosselen spelen verstoppertje in oesterbank

Door: Tim van Oijen
Datum: 8 juli 2011

De Waddenzee is continu in beweging. Exotische soorten als de Japanse oester hebben een plaats in het systeem gevonden. Deze oesters vestigen zich goed op een harde ondergrond, zoals dijken, palen en mosselbanken. Mosselen lijken verdrongen te worden, maar hebben ook een voordeeltje van de oesters. Tussen de oesters kunnen ze zich verschuilen voor de immer hongerige strandkrabben. Maar ook dat voordeel heeft z'n nadeel.

De Japanse oesters komen oorspronkelijk uit Azië. Ze werden in 1964 door oesterkwekers uitgezet in de Oosterschelde. Het ging toen namelijk slecht met de inheemse platte oester in Zeeland en de Waddenzee door een oesterziekte. De kwekers hoopten dat de Japanse oester sterker was. Dat bleek meer dan waar. De soort breidde zich al snel buiten de afgebakende kweekpercelen uit. In 1983 werden voor het eerst Japanse oesters waargenomen in de Waddenzee. Sindsdien neemt hun aantal almaar toe en heeft hun verspreidingsgebied zich steeds verder naar het oosten uitgebreid. Bovendien zijn vanuit oesterkwekerijen bij het Duitse Waddeneiland Sylt zich ook Japanse oesters gaan verspreiden waardoor ze nu in zo ongeveer de hele Waddenzee voorkomen.

Voordelige vestigingsplek

De Japanse oester lijkt nog geen oorspronkelijke soorten te hebben verdrongen. Sommige soorten, zoals alikruiken, zeeanemonen en zeepokken doen het juist heel goed op de oesterbanken. Wel zijn er tekenen dat rifbouwers zoals de mossel het moeilijk hebben door deze concurrent. Voor de Japanse oesterlarven zijn mosselen een goede ondergrond waaraan ze zich makkelijk hechten. Zo kunnen ze een mosselbed overgroeien. Toch worden er ook wel gemengde oestermosselbanken aangetroffen, want omgekeerd kan een oesterbank ook een gunstige plek voor mosselen zijn. Het viel een Duitse onderzoekster op dat mosselen zich graag ophielden in de holtes tussen de oesters. Ze vermoedde dat ze dit deden om veilig te zijn voor krabben, die met hun scharen de mosselen slopen en ze opvreten. Ook vogels hebben dan meer moeite om de mossels te pakken.

Veiligheid voor alles

Om te kijken of dit klopte, werd een veldexperiment opgezet. Er werden vierkante stukken oesterbed afgezet, waarop tientallen mosselen werden uitgezet. Van een aantal van deze gebiedjes werden alle krabben weggehaald en vervolgens werden ze afgedekt met een net. Drie weken later zaten de mosselen hier bijna allemaal nog bovenop de oesters. De meeste mosselen zonder net en met gevaar van krabben en vogels hadden zich inderdaad verstopt in de veiligere ruimtes tussen de oesters. En twintig procent was opgegeten. Slechts een klein aantal mosselen zat nog steeds bovenop de oesters.

Tijdens de proef werd de schelpgroei en het gewicht van de mosselen op en onder de oesters ook bijgehouden. Deze metingen vonden plaats in een paar extra afgezette stukken. De mosselen bleken onder de oesters slechter te groeien dan er op. Dit is logisch, omdat het voor de mosselen immers lastiger wordt om voedsel uit het water te filteren. Daarnaast is veel voedsel al door de oesters uit het water gefilterd. Maar de meeste mosselen verkiezen dus kennelijk het klein en mager blijven boven het risico om aan een krab of vogel ten prooi te vallen.

Bronnen

Eschweiler, N. en H. T. Christensen (2011). Trade-off between increased survival and reduced growth for blue mussels living on Pacific oyster reefs. Journal of Experimental Marine Biology and Ecology 403, p90-95.

Nehls, G., et al. (2009). Beds of blue mussels and Pacific oysters. In: Quality Status Report No. 11. Common Wadden Sea Secretariat. Trilateral Monitoring and Assessment Group. http://www.waddensea-secretariat.org/QSR-2009/11-Blue-mussel-beds-(10-01-26).pdf