Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

De mooiste kuil van Thijsse

Door: Gerbrand Gaaff
Datum: 27 maart 2014

Elk jaar gaan de hekken van het natuurmonument 'de Zandkuil' op Texel open voor de vrijwilligers van de natuurbeheerwerkgroep Kwadijkervlot uit Purmerend. Kiemende boompjes worden weggetrokken, gras wordt weggestoken, verzakte hellinkjes worden weer kaal en steil gemaakt. Dit alles staat in het teken van het handhaven van een unieke insectenfauna in het gebiedje: nergens anders in Nederland was de diversiteit aan solitaire bijen en graafwespen zo groot als hier.

De Hoge Berg

Met zijn 15 meter boven NAP is de Hoge Berg de hoogste heuvel van de oude pleistocene stuwwal die zich op zuidelijk Texel van het zuidwesten naar het noordoosten van het eiland uitstrekt. Bovenop de heuvel is in de zeventiende eeuw een doolhof aangelegd, dat onder de Texelaars bekend staat als 'het bossie'. De bodem van de Hoge Berg heeft een uitzonderlijk hoog gehalte aan keileem en compact dekzand. Dit maakt het materiaal erg geschikt voor de dijkenbouw. De flanken van de Hoge Berg zijn daarom rond 1830 op twee plekken afgegraven. De afgraving die op het oosten uitkijkt is altijd in particulier bezit geweest. De hellingen zijn vrijwel volledig begroeid met gras en struiken. De andere afgraving, de Zandkuil, die op het zuidoosten uitkijkt, ligt direct naast het bossie. Deze kuil was lange tijd openbaar toegankelijk.

Bossiesdag

Elk jaar op Derde Pinksterdag trokken veel Texelse families, voorzien van de nodige lekkernijen, naar het bossie. De volwassenen maakten het gezellig en de kinderen speelden op de hellingen van de Zandkuil. Dat ging er behoorlijk ruig aan toe zodat er vaak pollen gras door de lucht vlogen en stukken van de hellingen instortten. Een ondernemer bouwde een paviljoen op de bovenrand van de kuil. Bij goed weer dronken de welgestelde Texelaars daar een kop thee, en lieten hun kinderen in de kuil spelen.

De ontdekker

Jac. P. Thijsse was rond 1890 korte tijd leraar op de 'Fransche school' in Den Burg, en kwam daarna vaak terug naar Texel om de natuur te verkennen. Als eerste insectenkenner nam hij de fauna van de Zandkuil –letterlijk– onder de loep. In 'De Levende Natuur', nummer twee van 1903, schrijft hij daarover: "Juist om die warmte is de kuil de geliefkoosde woonplaats van duizenden en nog eens duizenden graafbijen en graafwespen, die daar hun werkzaam, kleurrijk en interessant leven leiden. (….) Het is de mooiste van al mijn kuilen."

Gravers

Wat Thijsse ontdekte was dat de onbegroeide zand/leemhellingen met hun oriëntatie naar het zuiden ideale omstandigheden vormden voor insectensoorten die holletjes graven. Vooral solitair levende bijen en graafwespen zijn daarvan afhankelijk. Thijsse besteedt in bovengenoemd artikel veel aandacht aan de pluimvoetbijen, die hij in uitzonderlijk grote aantallen in de Zandkuil vond. Hij wijdt twee rijk geïllustreerde pagina's aan de schoonheid en het bijzondere gedrag van deze dieren. Hij experimenteert bijvoorbeeld met de grootte van de opening van het holletje: "..als een te groot stuk van den gang vernield was, dan werd het hen te kras. Ze zaten dan een poosje te mokken en begonnen eindelijk een geheel nieuw gat te graven."

Jaren later

Entomoloog Ben Brugge stapte in 1980 in de voetsporen van Thijsse. De Zandkuil was al sinds 1924 in bezit van Natuurmonumenten en volledig beschermd natuurgebied, juist vanwege de bijzondere insecten. Bossiesdag werd niet meer gevierd en het prikkeldraad rond het gebied weerhield de avontuurlijke jeugd van ruige avontuurtjes in de kuil. Brugge constateerde een metamorfose ten opzichte van de situatie die Thijsse had gekend. Alle hellingen waren vergrast en er groeiden veel struiken en bomen. Brugge stelt na zijn insecteninventarisatie: "Dit heeft een tamelijk ingrijpende afname van de graafbijen- en graafwespenbevolking tot gevolg gehad. Met name de grote kolonies zijn verdwenen".

Restauratie en beheer

Brugge besluit zijn inventarisatieverslag met een gedetailleerd plan voor de restauratie van de oorspronkelijk, open toestand. Grote delen van de kuil moesten worden ontbost en afgeplagd, met behoud van de bloemplanten die betekenis voor de insecten hadden. Dit plan is in 1985  uitgevoerd, met volgens Brugge verbluffend resultaat: twee jaar later was de insectenfauna weer behoorlijk op peil. In 1998 was weer een grote opknapbeurt nodig. Nadien hebben vrijwilligersteams de open situatie jaarlijks gehandhaafd. Ook bossiesdag wordt sinds kort weer gevierd, zij het dat Staatsbosbeheer nu de regie voert en nog steeds niemand het afgesloten gedeelte van de Zandkuil in mag. Voorlopig mogen alleen nog de vrijwilligers van Kwadijkervlot en de insecten in de Zandkuil spelen.

Bronnen

Thijsse, J.P (1903): Mijn mooiste Zandkuil. In: De Levende Natuur 8 (2): 21-25.

Brugge, B (1981): De entomologische waarde van het natuurmonument "De Zandkuil" op de Hoge Berg, gemeente Texel (N-H). Rapport onder meer in te zien in de bibliotheek van Ecomare.