Spring naar hoofd-inhoud Skip to page footer

Verre wintervakantie of niet: het maakt voor deze meeuw niks uit

Door: Wouter Hoving
Datum 10 september 2023

Verder vliegen zorgt bij de trektocht van kleine mantelmeeuwen niet voor een hogere overlevingskans of meer broedsucces. Dat concludeerden onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en de Universiteit van Amsterdam (UVA).

De afstand van een trektocht kan binnen een vogelpopulatie heel verschillend zijn. Naar een verre plek reizen klinkt heel nadelig. De tocht is langer, risicovoller en kost meer energie.

Bovendien hebben de ‘langvliegers’ na overwintering extra tijd nodig om weer op hun broedplek te komen. Dat is nadelig, want dan hebben soortgenoten de beste nestelplekjes en broedpartners. En nog een nadeel: zulke ‘verre trekvogels’ hebben minder energiereserves als ze aan een nest beginnen, wat zou kunnen zorgen voor kleinere eieren en een lager broedsucces.

Anderzijds kan verder vliegen een hogere overlevingskans aan de soort bieden. Vooral omdat verder trekken een betere kwaliteit van overwintergebieden zou opleveren: meer voedsel en makkelijkere stofwisseling door warmere temperaturen.

Kleine mantelmeeuw: van Afrika tot Engeland

Nederlandse vogelonderzoekers wilden daarom goed weten: wat is nou het beste? Dat werd onderzocht bij de kleine mantelmeeuw, omdat bij die vogels onderling grote verschillen zijn in hoever ze migreren.

Het maakt niet uit, zo blijkt uit het onderzoek bij de populaties van kleine mantelmeeuwen (Larus fuscus) die bij IJmuiden en op Texel broeden. Tussen 2006 en 2020 kregen honderden vogels kleurringen en in 357 gevallen werden de vogels op hun overwinteringslocatie minimaal één keer weer gespot. Daarnaast kregen 139 vogels tussen 2008 en 2020 een gps-zender op. Als de dieren eieren legden, werden deze tijdens het broedseizoen opgemeten.

De onderzoekers ontdekten dat de migratie van deze meeuw flink verschilt per individu. Soms wel meer dan 4500 kilometer. De ene meeuw besluit in Engeland te overwinteren, de andere in West-Afrika.

De vogels die het verst weg overwinterden, kwamen later in het voorjaar in Nederland aan. Daardoor kon de ene mantelmeeuw zich veel langer voorbereiden op het maken van een nest dan de ander. Engelse overwinteraars hadden soms wel drie maanden de tijd, dieren uit West-Afrika in het uiterste geval slechts één week. Toch legden zowel de laat als de vroeg gearriveerde soortgenoten zowat tegelijk hun eieren. Beide soorten hadden dezelfde hoeveelheden eieren en hetzelfde broedsucces.

Liever moe dan laat

Er waren wel vogels die later begonnen te broeden. Maar dat waren niet per definitie de vogels die het verst weg hadden overwinterd. Áls vogels later begonnen te broeden in deze studie, dan waren ze wel sneller de pineut. Er kwamen daardoor minder eieren uit en kuikens werden vier keer minder vaak vliegvlug.

Een mogelijke verklaring volgens de onderzoekers is dat deze meeuwen slechtere broedplekken en minder goede partners hadden. Dat zou kunnen verklaren waarom laat-arriveerders ondanks hun lange reis niet eerst een tijdje uitrusten, alvorens te broeden. Een korte rustperiode na migratie lijkt minder erg dan laat gelegde eieren.

Nog een uitkomst van het onderzoek was dat de sterfte onder verre wintervakantiegangers helemaal niet hoger was dan onder de vogels die Engeland, Frankrijk of Spanje kozen. ,,Meer sterfte op verre reizen zie je bij sommige andere soorten wel, zoals de grutto of lepelaar”, vertelt hoofdonderzoeker Rosemarie Kentie. ,,Het voordeel van de kleine mantelmeeuw is dat deze soort op het water kan landen als ze moe zijn. Ook vliegen ze niet over de gevaarlijke Sahara, maar volgen ze meer de kustlijn.”

Waarom dan ver vliegen?

Als het toch niks uitmaakt, waarom zou je als vogel dan überhaupt de moeite doen om helemaal naar Afrika te vliegen? Kentie: ,,Eigenlijk gaat iedereen ervan uit: ver weg migreren kost iets, maar moet óók iets opleveren. Maar bij deze kleine mantelmeeuwen maakt dat dus niet zo veel uit. Dat vind ik heel fascinerend.”

Maar kost het deze mantelmeeuwen eigenlijk wel veel meer energie? Niet echt, blijkt uit twee onderzoeken. Verschillende migratiestrategieën hebben geen effect op de jaarlijkse energie-uitgaven bij kleine mantelmeeuwen. De vogels die dichterbij overwinteren vliegen daar lokaal veel meer, terwijl verre migreerders in de relax-modus komen op hun bestemming. Daardoor leggen beide soortgenoten op jaarbasis een even grote afstand af. Onderzoeker Kentie: ,,Je zou dus ook kunnen vragen: waarom zouden ze níét naar Afrika vliegen?”

Wát bepaalt waar ze naartoe gaan in de winter, blijft een interessante vraag, erkent Kentie. ,,Maar uiteindelijk weten we daar nog te weinig van. Misschien zit er een dichtheidsafhankelijke, of wat vroeger vaak gedacht werd, een genetische verklaring achter. Maar het lijkt er vooral op dat vogels gewoon ergens terecht komen, omdat ze soortgenoten volgen. En als ze dat overleven, doen ze dat het jaar erop weer. Want het werkte goed.”

Vergelijken

Oké, maar wat zegt deze studie dan over de migratietactiek van andere vogelsoorten? ,,Niet zo veel”, zegt Kentie. ,,Elke vogel doet het weer anders.” De resultaten van de kleine mantelmeeuw hoeven dus niet voor andere trekvogels te gelden.

Wel weten onderzoekers nu dat je bij analyses voor populatiegroei en levensverwachting van kleine mantelmeeuwen geen rekening hoeft te houden met de overwinteringslocatie. Zulke kennis is bijvoorbeeld nodig om beleid te maken voor windmolens op zee.

WadWeten

Onder de noemer WadWeten publiceren de Waddenacademie en de Leeuwarder Courant iedere maand een artikel over recent onderzoek op en rond de Wadden. Wetenschapsjournalisten Tim van Oijen en Wouter Hoving beschouwen verschillende kennisdisciplines, waaronder de biologie, geologie en cultuurhistorie. Deze WadWeten verscheen ook op de website van De Leeuwarder Courant.

Literatuur

Literatuur primair: Kentie, R., Brown, J. M., Camphuysen, K., & Shamoun-Baranes, J. (2023). Distance doesn’t matter : migration strategy in a seabird has no effect on survival or reproduction. Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences, 290 (1997).

Literatuur secundair: Brown, J. M., Bouten, W., Camphuysen, C., Nolet, B. A., & Shamoun-Baranes, J. (2023). Energetic and behavioral consequences of migration: an empirical evaluation in the context of the full annual cycle. Scientific Reports , 13(1).

Shamoun-Baranes, J., Burant, J. B., Van Loon, E. E., Bouten, W., & Camphuysen, C. (2017). Short distance migrants travel as far as long distance migrants in lesser black-backed gulls Larus fuscus. Journal of Avian Biology , 48(1), 49–57.