Een positieve blik op die fijne exoten
Door: Wouter Hoving
Datum: 4 mei 2023
Wat hebben de Japanse oester, Amerikaanse zwaardschedes en venusschelpen gemeen? Het zijn allemaal exoten in de Waddenzee. Maar zijn ze nou een vloek of een zegen?
WadWeten
Onder de noemer WadWeten publiceren de Waddenacademie en de Leeuwarder Courant iedere maand een artikel over recent onderzoek op en rond de Wadden. Wetenschapsjournalisten Tim van Oijen en Wouter Hoving beschouwen verschillende kennisdisciplines, waaronder de biologie, geologie en cultuurhistorie. Deze WadWeten verscheen ook op de website van De Leeuwarder Courant.
Exoten worden van oudsher met argusogen bekeken. Biovervalsers, bedreigers van ecosystemen, vernietigers van hoogwaardige natuur. In veel studies worden hier ferme uitspraken over gedaan. Maar is dat eigenlijk wel terecht? Dat vroegen onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), de Rijksuniversiteit Groningen en het Alfred Wegener Institute (AWI) in Duitsland zich af. Volgens hen wordt daar zelden met een neutrale blik naar gekeken.
Het korte antwoord: nee, dat is niet terecht. In de Waddenzee is er nog nooit een inheemse populatie verdwenen door de introductie van nieuwe soorten. Bovendien profiteren veel soorten van de exoten, want het aanbod aan de onderkant van de voedselpiramide is erdoor uitgebreid.
Het ligt genuanceerder
Maar het lange antwoord vergt iets meer uitleg. Want ja, er zijn soms negatieve effecten van exoten. Zo zijn er best wel zorgen over de impact van twee nieuwe krabben uit de Stille Oceaan: de penseelkrab (Hemigrapsus takanoi) en de blaasjeskrab (Hemigrapsus sanguineus). Zij wedijveren nu om voedsel met de inheemse strandkrab (Carcinus maenas). Maar over de echte effecten kun je pas over een aantal jaren iets zeggen.
De conclusie is volgens de onderzoekers al met al veel genuanceerder dan er doorgaans wordt geroepen. Neem de Japanse oester (Crassostrea gigas), die in de jaren ’80 in de Waddenzee verscheen. Je kunt ‘voors en tegens’ noemen. Bij de introductie namen deze schelpen een parasitair roeipootkreeftje mee, dat zich rap in de Waddenzee verspreidde en mosselen, kokkels en nonnetjes infecteerde. Tegelijkertijd schermen de robuuste oesterbanken de inheemse mossel af tegen natuurlijke vijanden zoals vogels en krabben. Deze gemengde banken herbergen meer zeeleven dan dat er is in ‘pure’ mosselbedden. Nadeel voor de mossel is dan wel weer dat deze door de oesters vaak minder voedsel uit het water kunnen halen.
Volgens de wetenschappers is het niet zo gek dat de dynamische Waddenzee – zo’n 8000 jaar oud – relatief vaak nieuwe bezoekers krijgt. In vergelijking met veel andere, warmere kustregio’s heeft de zee relatief weinig verschillende of unieke soorten. En dus is er een niche voor nieuwe soorten. Het grootste deel van de Waddenzee-aanwas zijn geïntroduceerde soorten die door menselijk toedoen zijn gekomen.
De verwachting is dat de komst van nieuwe soorten in de toekomst alleen maar meer zal worden door nieuwe Arctische vaarroutes, klimaatopwarming en (evolutionaire) aanpassing van soorten. Met name kunstmatige harde delen van de zee (zoals dijken) kennen disproportioneel veel nieuwe soorten. Die komen vaak van meer rotsachtige kustgebieden en vinden op de slikkige Waddenzeebodem geen houvast.
Enkele voorbeelden
In hun paper geven de onderzoekers een kleine bloemlezing van prominente nieuwkomers in termen van biomassa of effect. Voor de duidelijkheid, zij beschrijven in hun studie alleen ‘macrobenthos’. Dat zijn organismen die met het blote oog te zien zijn en in of op de wadbodem leven.
De eerst bekende nieuwkomer was de Amerikaanse venusschelp (Mya arenaria) die meekwam met de boten van Vikingen die op weg waren naar Kattegat, 800 jaar geleden. Jonge schelpen dienen nu tot voer voor vogels en krabben.
De Amerikaanse zwaardschede (Ensus leei), die in 1978 zijn intrede deed, is inmiddels van belang geworden als voorname voedselbron van scholeksters, eiders en zwarte zee-eenden.
Japans bessenwier (Sargassum muticum) die ook rond 1980 zijn intrede deed, zit vaak aan schelpen- en oesterbedden en is in de Waddenzee een voorname schuilplaats van ongewervelde dieren, visjes en jonge strandkrabbetjes.
Dit waren allemaal exoten met (soms ten dele) positieve eigenschappen. Natuurlijk heb je ook weer tegenvoorbeelden. Neem de paalworm (Teredo navalis). Dit mangrovediertje kwam rond 1700 mee in het hout van schepen en tast graag steigers of houten dijkbeschoeiingen aan. Hier heeft vooral de mens last van.
Daarnaast heb je nog de categorie die niet uitgesproken positieve of negatieve effecten heeft. Voorbeelden zijn: de Nieuw-Zeelandse zeepok (Austrominius modestus) die in 1953 kwam en de Chinese wolhandkrab (Eriocheir sinensis) die in de twintigste eeuw kwam. Deze ‘alleseter’ kan potentieel erg schadelijk zijn, maar bezorgt inheemse soorten tot nu toe weinig overlast. Hij wordt als lekkernij geserveerd in Chinese restaurants.
Voedselweb
Het valt de onderzoekers op dat er vooral nieuwe dieren bijgekomen zijn die lager in de voedselketen staan, terwijl belangrijke predatoren in het laatste millennium hun belangrijke positie in het Waddengebied verloren. Denk aan de grijze walvis, pelikaan, witte zilverreiger, zeearend, zalm en steur). Er zijn veel ‘primaire consumenten’ bijgekomen: schelpen zoals de strandgaper, Amerikaanse boormossel (Petricolaria pholadiformis), de Amerikaanse zwaardschede, de Amerikaanse strandschelp (Mulinia lateralis) en de Filipijnse tapijtschelp (Ruditapes philippinarum).
Deze soorten kunnen tot nu toe nog goed naast elkaar bestaan. Een enkele keer kunnen nieuwkomers onderling elkaar de tent uit concurreren, zo kunnen de koloniale glanzende bolzakpijp (Aplidium glabrum) of de slingerzakpijp (Botrylloides violaceus) een Japanse oester totaal overwoekeren.
Gevaar
Een gevaar van nieuwkomers is dat ze zich parasitair kunnen gedragen. Zoals het exotische eenoogkreeftje Mytilicola intestinalis dat in de jaren ’30 dood en verderf bracht onder mosselbedden. Inmiddels hebben zowel parasiet als gastheer zich zodanig aangepast waardoor de kreeft minder gevaarlijk is. Daar speelt ook een ander exotisch eenoogkreeftje Mytilicola orientalis een rol in: die heeft het gedrag van zijn soortgenoot zo beïnvloed dat de algehele infectiecijfers in gedeelde mosselbedden daalden. Met andere woorden: de ene nieuwkomer corrigeert de andere.
Nieuwkomers kunnen parasitaire overdracht zelfs stoppen. Zo zeven de zeeslakken muiltjes (Crepidula fornicata) en Japanse oesters larven van parasieten die mosselen infecteren uit het water en eten ze op.
Lans breken voor positievere beeldvorming
De onderzoekers trekken een stevige conclusie. De ruim honderd (door mensen) geïntroduceerde soorten, hebben de biodiversiteit in de Waddenzee verhoogd en het ecosysteem versterkt. Het ecosysteem is door hen niet fundamenteel gewijzigd. De soorten zorgen binnen het voedselweb voor nieuwe connecties en interacties tussen predatoren, parasieten en ziekten.
De oudste introducties –zo vinden de onderzoekers– zijn feitelijk inheems. Soorten hebben aangepast aan de omgeving in samenhang met inheemse soorten. Met het oog op klimaatopwarming is uitroeiing van nieuwkomers volgens de mariene ecologen niet goed, want de soorten kunnen waardevolle posities in het voedselweb innemen in het opwarmende systeem.
Klinkt dat niet wat al te positief? ‘Lezers die bekend zijn met het dogma dat geïntroduceerde soorten de biodiversiteit en ecosystemen bedreigen, kunnen ons beschuldigen van het romantiseren van kwaadaardige introducties door ze weer te geven als fijne, logische componenten’, geven de schrijvers van het essay toe.
Volgens hen is het echter tijd voor een andere houding. De instroom van nieuwe soorten is nu eenmaal niet te stoppen, want de Waddenzee is geen geïsoleerde vijver of een afgelegen eiland. Negatieve effecten van geïntroduceerde soorten zijn er heus wel, maar ze zijn zeldzaam en contextafhankelijk.
De onderzoekers roepen niet op om ongeremd nieuwe soorten naar de Waddenzee te brengen. Wel stellen ze voor om niet een almaar langer wordende lijst met geïntroduceerde soorten bij te houden. ‘We kunnen onze houding beter veranderen naar een van waardering voor wat de zee vol immigranten brengt in termen van ecologische diversiteit en complexiteit.’ Woorden als ‘exoot’ of ‘invasief’ passen daar volgens hen niet bij.
Lees ook het opiniestuk van David Thieltges: Moeten we bang zijn voor exoten in de Waddenzee?
Literatuur
Reise, K., C. Buschbaum, D. Lackschewitz, D. Thieltges, A. Waser, K. Wegner. (2023). Introduced species in a tidal ecosystem of mud and sand: curse or blessing? Marine Biodiversity 53:5.
Mudde, M. (2017). Japanse oester blijkt vriend én vijand van Nederlandse mossel in Waddenzee. Volkskrant